§ 5. Comparitie na antwoord
5.1. Nadat de gedaagde schriftelijk of mondeling op de eis heeft geantwoord of een verzetzaak voor de eerste maal ter zitting heeft gediend, beveelt de rechter een verschijning van partijen, tenzij hij oordeelt dat de zaak daarvoor niet geschikt is.
5.2. De beslissing omtrent het houden van een comparitie wordt genomen ongeacht of sprake is van een bij antwoord of bij verzetdagvaarding ingestelde tegenvordering en ongeacht of de wederpartij reeds op de tegenvordering heeft geantwoord.
5.3. Ingeval van een tegenvordering sprake is, houdt het besluit om een comparitie te houden, voorzover nog nodig tevens in de beslissing op welke zitting de conclusie van antwoord in reconventie zal moeten worden ingediend dan wel op welke datum dat antwoord door de kantonrechter en de wederpartij uiterlijk moet zijn ontvangen. De rechter kan bepalen dat het verweer in reconventie mondeling of schriftelijk ter comparitie mag worden voorgebracht.
5.4. Indien de rechter uit het antwoord van de gedaagde de conclusie trekt dat een comparitie niet zinvol is, geeft hij de eiser een termijn voor repliek.
5.5. De rechter gelast een comparitie van partijen na antwoord als door een of beide partijen kenbaar is gemaakt dat daarop prijs wordt gesteld, tenzij uit de inhoud van de gedingstukken en de eventueel door partijen gegeven toelichtingen duidelijk is dat de comparitie onvoldoende zal bijdragen aan een goede instructie van de zaak noch naar verwachting zal leiden tot een schikking.
5.6. De beslissing omtrent compareren wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op een termijn van twee weken genomen.