Let op. Deze wet is vervallen op 1 december 2015. U leest nu de tekst die gold op 30 november 2015.

Artikel 33a lid 1 Spoorwegwet 1875

Uitgebreide informatie
1.
Met betrekking tot door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen spoorwegen of gedeelten daarvan, aangelegd door of langs bos-, veen- of heidegronden of gronden met andere licht brandbare gewassen begroeid, zorgen bestuurders van de spoorwegdienst dat het terrein van de spoorweg, door het graven van sloten, het omspitten of het bedekken met onbrandbare stoffen van een doorgaande strook gronds of door enig ander middel, van de aangrenzende eigendommen wordt afgescheiden, aldus, dat bij het ontstaan van brand op het terrein van de spoorweg, de brand zich niet op de aangrenzende eigendommen uitbreidt.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Algemeene bepalingen
+ Hoofdstuk II. Van het toezigt op de spoorwegen
+ Hoofdstuk III
+ Hoofdstuk IIIA
- Hoofdstuk IV. Van de zorg voor en het verkeer over de spoorwegen
+ Hoofdstuk V. Van het beschikken over de spoorwegen in het belang van ’s Rijks dienst
+ Hoofdstuk VI. Strafbepalingen
+ Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht
Jurisprudentie
Voorbeelden van het gebruik van deze artikel(en) in rechterlijke uitspraken