Ten minste twee maal per maand, en wel op of rondom de 14e en de 28e van de maand wordt in de grondwaterbemonsteringsbuizen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Stortbesluit, de grondwaterstand van de bodem ter plaatse waar is of wordt gestort, gemeten overeenkomstig NEN 5120: 1991 NL en NEN 5120/A1: 1997 NL.
De gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstand worden vastgesteld door een ter zake kundige. Teneinde vast te stellen of de gegevens die uit de metingen zijn verkregen representatief zijn voor de bodem ter plaatse waar is of wordt gestort worden de resultaten van de metingen, bedoeld in het eerste lid, vergeleken met alle beschikbare gegevens van de grondwaterstanden verkregen uit peilbuizen in hetzelfde geohydrologische systeem, die zijn opgenomen in het Archief van grondwaterstanden van TNO, voor zover laatstbedoelde gegevens betrekking hebben op dezelfde periode en op de daaraan voorafgaande aaneengesloten periode van minimaal vijf jaren. Bij de vaststelling van de gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstand wordt tevens gebruik gemaakt van profielbeschrijvingen van de bodem ter plaatse van de aanleg van de stortplaats.
Ter plaatse waar is of wordt gestort, wordt door een ter zake kundige een onderzoek uitgevoerd naar de geohydrologische situatie en de invloed van de stortplaats daarop. Met de gegevens uit dit onderzoek wordt rekening gehouden bij de bepaling van de te verwachten gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstand onder invloed van de stortplaats.
Ter plaatse waar is of wordt gestort, wordt door een ter zake kundige een onderzoek uitgevoerd naar de zettingsgevoeligheid van de bodem. De resultaten van dit onderzoek worden betrokken bij de bepaling van de ligging van de stortzool ten opzichte van de te verwachten gemiddeld hoogste grondwaterstand.
Indien de verwachting bestaat dat de werkelijke gemiddeld hoogste of gemiddeld laagste grondwaterstand onder invloed van een kunstmatige grondwaterstandverandering significant zal afwijken van de ingevolge het eerste en tweede lid vastgestelde grondwaterstand, kan een andere gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstand worden vastgesteld.
De resultaten van het in het derde lid bedoelde onderzoek en de in het eerste lid bedoelde metingen worden, voordat de stortplaats wordt ingericht en vervolgens telkens na verloop van één jaar naar het bevoegd gezag gezonden. Bij stortplaatsen die reeds zijn ingericht voor de inwerkingtreding van het Stortbesluit, worden de resultaten voor de eerste maal binnen één jaar na die inwerkingtreding naar het bevoegd gezag gezonden en vervolgens telkens na verloop van één jaar.
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.