1.
Indien redelijkerwijs te verwachten is dat stortgas uit de stortplaats vrijkomt, vindt controle plaats op de dichtheid van de bovenafdichting door middel van een onderzoek naar het uittreden van stortgas door de bovenafdichting. Dit onderzoek vindt elke zes maanden plaats, overeenkomstig de methode aangegeven in hoofdstuk 13 van de Richtlijn dichte eindafwerking.
2.
Controle op de dichtheid van de bovenafdichting door het inspecteren van de taluds op uittredend percolatiewater vindt elke zes maanden plaats door middel van de in het derde lid vermelde methode.
3.
Teneinde te onderzoeken of er sprake is van lekkage van percolatiewater ter plaatse van de teenconstructie, zijnde de verbindingsconstructie tussen de onder- en de bovenafdichting en het nabij gelegen deel van het talud, wordt de electrische geleidbaarheid van het water uit het drainagesysteem boven de bovenafdichting gemeten. Dit geschiedt overeenkomstig de methode, aangegeven in hoofdstuk 13 van de Richtlijn dichte eindafwerking.
Artikel 7
Controle van de bovenafdichting op zakking vindt jaarlijks plaats, door hoogtemeting van het eindafwerkingsoppervlak overeenkomstig de methode, aangegeven in hoofdstuk 1.3 van de Richtlijn dichte eindafwerking.
1.
Controle van de drainagesystemen van de onder- en bovenafdichting en het controledrainagesysteem onder de onderafdichting in het grondwater, vindt elke zes maanden plaats.
2.
Na het aanbrengen van drainagebuizen wordt direct vastgesteld of deze open zijn. Teneinde de goede werking van het drainagesysteem en het controledrainagesysteem te waarborgen, worden de buizen regelmatig en ten minste één keer per jaar doorgespoten, waarbij de doorspuitfrequentie proefondervindelijk door de vergunninghouder wordt bepaald.
3.
Het controleren van het functioneren van het drainagesysteem voor percolatiewater van de onderafdichting en van het controledrainagesysteem in het grondwater ten aanzien van de vloeistofstroming in drains en leidingen vindt plaats in de daartoe aangebrachte schachten c.q. inspectieputten of verzamelleidingen, overeenkomstig de methode aangegeven in de Richtlijn drainage- en controlesystemen.
1.
De in artikel 10 van het Stortbesluit bedoelde keuringen van de bodembeschermende voorzieningen en onderzoeken naar de technische staat geschieden overeenkomstig:
a. hoofdstuk 15 van de Richtlijn dichte eindafwerking voor de bovenafdichting;
b. de Richtlijn drainage- en controlesystemen met uitzondering van de paragrafen3.11 en 4.3.2 voor het opvang- en afvoersysteem van percolaat, voor de controle van de drainagevoorzieningen en voor de bemonsteringsdrainagebuizen;
c. de Ontwerpprocedure grondwatermonitoring voor de bemonsteringspeilbuizen met uitzondering van bijlage V;
d. de Richtlijn geohydrologische isolatie voor zover geohydrologische isolatie is vereist.
2.
Het percolaat wordt geanalyseerd op de door het bevoegd gezag voorgeschreven stoffen in verband met eventuele aantasting van de afdichting, de processen in de stortplaats en afvoer van het percolaat.
3.
De technische staat van de voorzieningen wordt in een rapport aangegeven, waarbij tevens een schatting van de resterende levensduur van de voorzieningen is opgenomen.
1.
Het in artikel 9 van het Stortbesluit bedoelde onderzoek bestaat uit een bemonstering van het percolaat, van het water in de verschillende bemonsteringsbuizen en verzamelleidingen of inspectieputten van het drainagesysteem onder de onderafdichting van de stortplaats en van het grondwater in de grondwaterbemonsteringsbuizen die zijn voorgeschreven op grond van artikel 8 van het Stortbesluit.
2.
De bemonsteringsfrequentie wordt bepaald door de stroomsnelheid van het grondwater onder de stortplaats: een maal per jaar voor een stroomsnelheid tussen 0 en 5 m/jaar, twee maal bij 5 tot 30 m/jaar en drie maal bij meer dan 30 m/jaar. De stroomsnelheid van het grondwater wordt door een ter zake kundige vastgesteld.
3.
De verkregen monsters worden geanalyseerd op: -
zuurgraad (pH);-
elektrische geleidbaarheid;-
chemisch zuurstofverbruik (CZV);-
minerale olie;-
vluchtige organische gehalogeneerde koolwaterstoffen (VOX), met inachtneming van het gestelde in het vierde lid;-
chloride;-
Kjeldahl-N of ammoniak (NH 3 ).
4.
Eénmaal per jaar wordt een gaschromatografisch-massaspectrometrisch onderzoek op organische verbindingen uitgevoerd. Op dat moment hoeft geen analyse op VOX plaats te vinden.
5.
Het bevoegd gezag kan afhankelijk van de samenstelling van het gestorte afval naast de in het derde lid genoemde parameters ook nog andere parameters aanwijzen.
6.
De hoeveelheid percolaat wordt maandelijks vastgesteld.
7.
In afwijking van het zesde lid kan het bevoegd gezag bepalen dat de controlefrequentie van de hoeveelheid van het percolaat wordt aangepast als:
a. de structuur, de opbouw en de samenstelling van het gestorte afval hiertoe aanleiding geeft, of
b. de evaluatie van de gegevens aangeeft dat langere tussenpozen even effectief zijn.
8.
De monsters van het percolaat worden op representatieve plaatsen genomen en zijn representatief voor de gemiddelde samenstelling van het percolaat. Het bemonsteren en meten van de hoeveelheid en samenstelling van het percolaat vindt plaats afzonderlijk op elk punt waar percolaat uit de stortplaats vrijkomt.
Artikel 10a
Voor de controle van de samenstelling van het oppervlaktewater wordt een monster genomen dat representatief is voor de gemiddelde samenstelling van het oppervlaktewater.
1.
Het in artikel 10 van het Stortbesluit bedoelde onderzoek bestaat uit een bemonstering van het percolaat, van het water in de verschillende bemonsteringsbuizen en verzamelleidingen van het drainagesysteem onder de onderafdichting van de stortplaats, en van het grondwater in de grondwaterbemonsteringsbuizen die zijn voorgeschreven op grond van artikel 8 van het Stortbesluit.
2.
De verkregen monsters worden geanalyseerd op: -
cadmium, chroom, koper, nikkel, lood, zink, kwik en arseen;-
chloride, sulfaat, zuurgraad (pH), elektrische geleidbaarheid;-
VOX;-
minerale olie;-
polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's).
3.
Analyse van de verkregen monsters op aromaten wordt uitgevoerd, indien het in artikel 10, vierde lid, bedoelde onderzoek de aanwezigheid daarvan signaleert.
4.
Het bevoegd gezag kan naast de in het tweede en derde lid genoemde parameters ook nog andere parameters aanwijzen die moeten worden geanalyseerd.
Artikel 12
In afwijking van de artikelen 10 en 11 kan het bevoegd gezag bepalen, dat analyse van een of meer van de in artikel 10 of 11 genoemde elementen en verbindingen achterwege kan blijven, indien op grond van de samenstelling van de te storten stoffen buiten twijfel staat dat deze stoffen niet voorkomen in het percolaat van de stortplaats. Indien analyse van een of meer in deze artikelen niet genoemde elementen gewenst is, schrijft het bevoegd gezag bedoelde analyses voor.
1.
De werkwijze bij monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse van de monsters van het grondwater, het percolaat en het oppervlaktewater is in overeenstemming met de normen opgenomen in de bijlage, behorende bij deze regeling.
2.
De analyse vindt plaats door een laboratorium dat een kwaliteitsborgingssysteem hanteert, gebaseerd op de Europese Norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.
Artikel 14
Bij het op schrift stellen van de op grond van de artikelen 10 en 11 verkregen onderzoeksresultaten, wordt een vergelijking gemaakt tussen deze onderzoeksresultaten en de onderzoeksresultaten verkregen bij het onderzoek ten behoeve van de vergunningaanvraag. De resultaten van het onderzoek naar de kwaliteit van het water uit de grondwaterbemonsteringsdrainagebuizen en het water uit de stroomafwaarts van de stortplaats gelegen grondwaterbemonsteringspeilbuizen, worden vergeleken met de resultaten van het onderzoek naar de kwaliteit van het water uit de stroomopwaarts gelegen grondwaterbemonsteringspeilbuizen. De onderzoeksresultaten worden vergeleken met alle voorafgaande onderzoeksresultaten.
1.
Op basis van een schriftelijk advies van een ter zake kundige worden aan de vergunning voorschriften verbonden met betrekking tot het vaststellen van referentiemeetpunten en controlemeetpunten.
2.
Voor de parameters, bedoeld in de artikelen 10, derde en vijfde lid, en 11, tweede tot en met vierde lid, worden aan de hand van het bepaalde in het derde en vierde lid toetsingswaarden ter bepaling van de verslechtering van de grondwaterkwaliteit vastgesteld.
3.
De toetsingswaarde voor een stof wordt berekend door de signaalwaarde van de desbetreffende stof, gemeten op het referentiemeetpunt, te vermeerderen met 0,3 maal de streefwaarde van die stof bedoeld in de Circulaire bodemsanering 2009 .
4.
De signaalwaarde van de desbetreffende stof is:
a. het rekenkundig gemiddelde van de achtergrondwaarden grondwater die op grond van de artikelen 10 en 11 op een referentiemeetpunt zijn gemeten vermenigvuldigd met 1,3 indien minder dan 30 metingen op een referentiepunt zijn verricht, dan wel
b. de waarde waar beneden 98% van de waarnemingen liggen, indien meer dan 30 metingen op een referentiepunt zijn uitgevoerd.
5.
Bij het overschrijden van de toetsingswaarde voor een van de stoffen wordt zo spoedig mogelijk door een ter zake kundige nogmaals een bemonstering en analyse van de stoffen uitgevoerd en wordt onderzocht of de overschrijding daadwerkelijk wordt veroorzaakt door de stortplaats.
6.
Het in artikel 9, tweede lid, onder b, van het Stortbesluit bedoelde interventiepunt wordt bereikt als, met inachtneming van het vijfde lid, gebleken is dat voor een van de desbetreffende stoffen de toetsingswaarde is overschreden.
Artikel 14b
Het in artikel 9 van het Stortbesluit bedoelde urgentieplan op hoofdlijnen bevat ten minste:
a. de te treffen maatregelen om verdere verspreiding van de verontreinigende stoffen te voorkomen;
b. de te treffen maatregelen om de veroorzaakte bodemverontreiniging ongedaan te maken;
c. voorzover geohydrologische maatregelen dienen te worden getroffen zijn deze maatregelen in overeenstemming met de Richtlijn geohydrologische isolatie;
d. de termijnen die in acht genomen dienen te worden bij het uitvoeren van de maatregelen.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemeen
+ Hoofdstuk 2. Voorschriften voor het bepalen van de gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstand
+ Hoofdstuk 3. Voorschriften voor de onderafdichting van stortplaatsen en de geohydrologische maatregelen
+ Hoofdstuk 4. Voorschriften voor de bovenafdichting en de gasuitstoot
- Hoofdstuk 5. Inspectie van de bodembeschermende voorzieningen en onderzoek met betrekking tot de hoedanigheden van de bodem
+ Hoofdstuk 6. Nazorgfase met betrekking tot gesloten stortplaatsen
+ Hoofdstuk 7. Overige bepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht
Jurisprudentie
Voorbeelden van het gebruik van deze artikel(en) in rechterlijke uitspraken