1.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
gesloten stortplaats: stortplaats die ingevolge artikel 8.47, derde lid, van de wet voor gesloten is verklaard;
gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie waarin de gesloten stortplaats geheel of gedeeltelijk is gelegen.
2.
De Richtlijn dichte eindafwerking, de Richtlijn geohydrologische isolatie en de Ontwerpprocedure grondwatermonitoring zijn van overeenkomstige toepassing op gesloten stortplaatsen.
Artikel 16
Gedeputeerde staten zenden jaarlijks voor 1 maart aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de op grond van de
artikelen 17 tot en met 21 verkregen gegevens ten aanzien van de gesloten stortplaats.
1.
De hoeveelheid en de samenstelling van het percolaat wordt in de nazorgfase halfjaarlijks gecontroleerd.
2.
In afwijking van het eerste lid kunnen gedeputeerde staten de metingen van de hoeveelheid en samenstelling van het percolaat minder frequent uitvoeren indien de evaluatie van de gegevens aangeeft dat langere tussenpozen even effectief zijn.
1.
De hoeveelheid en samenstelling van het in de omgeving aanwezige oppervlaktewater wordt in de nazorgfase halfjaarlijks vastgesteld; bemonstering geschiedt op ten minste twee door het bevoegd gezag aan te geven punten, één stroomopwaarts en één stroomafwaarts van de stortplaats.
2.
In afwijking van het eerste lid kunnen gedeputeerde staten de metingen van de hoeveelheid en de samenstelling van het oppervlaktewater minder frequent uitvoeren, indien:
a.
dit op grond van de kenmerken van de stortplaats niet vereist is, dan wel
b.
de evaluatie van de gegevens aangeeft dat langere tussenpozen even effectief zijn.
1.
De samenstelling en atmosferische druk van de gasuitstoot wordt halfjaarlijks gemeten.
2.
De gascontrole is representatief voor elk gedeelte van de stortplaats.
3.
De metingen hebben betrekking op gassen die vrijkomen bij de biologische afbraak van het organisch materiaal in de afvalstoffen, met name CH
4 , CO
2 en O
2 .
4.
De doelmatigheid van het gasopvangsysteem wordt regelmatig gecontroleerd.
5.
In afwijking van het eerste lid, kunnen gedeputeerde staten bepalen dat metingen van de samenstelling en atmosferische druk minder frequent mogen worden uitgevoerd als de evaluatie van de gegevens aangeeft dat langere tussenpozen even effectief zijn.
1.
De gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstand worden halfjaarlijks vastgesteld.
2.
In afwijking van het eerste lid wordt in geval van veranderende grondwaterniveaus de frequentie verhoogd.