1.
Onze Minister stelt, nadat hij een cultuurgoed in bewaring heeft genomen als bedoeld in artikel 6.11 , voor de rechter die naar de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd is, een rechtsvordering tot teruggave van dat cultuurgoed in tegen de bezitter, of bij ontstentenis van een bezitter, tegen de houder.
1.
Onze Minister stelt, nadat hij een cultuurgoed in bewaring heeft genomen als bedoeld in artikel 6.11 , voor de rechter die naar de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd is, een rechtsvordering tot teruggave van dat cultuurgoed in tegen de bezitter, of bij ontstentenis van een bezitter, tegen de houder.
2.
De artikelen 86 , 88, eerste lid , en 99, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek , noch overeenkomsten op grond waarvan cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied zijn vervreemd of bezwaard, kunnen worden tegengeworpen aan Onze Minister die op grond van het eerste lid een cultuurgoed opeist.
2.
De artikelen 86 , 88, eerste lid , en 99, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek , noch overeenkomsten op grond waarvan cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied zijn vervreemd of bezwaard, kunnen worden tegengeworpen aan Onze Minister die op grond van het eerste lid een cultuurgoed opeist.
4.
Indien de bezitter of de houder van wie de teruggave van een cultuurgoed wordt gevorderd, niet voldoet aan de verplichting die artikel 87 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek hem oplegt, blijft het derde lid, onder b, ten aanzien van hem buiten toepassing.
4.
Indien de bezitter of de houder van wie de teruggave van een cultuurgoed wordt gevorderd, niet voldoet aan de verplichting die artikel 87 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek hem oplegt, blijft het derde lid, onder b, ten aanzien van hem buiten toepassing.