1.
Gedurende zes weken na de verzending van de melding, bedoeld in artikel 4.4 , is een handeling verboden zonder de toestemming van de inspecteur of van Onze Minister, tenzij die melding alleen het voornemen tot verplaatsing binnen Nederland betreft.
1.
Gedurende zes weken na de verzending van de melding, bedoeld in artikel 4.4 , is een handeling verboden zonder de toestemming van de inspecteur of van Onze Minister, tenzij die melding alleen het voornemen tot verplaatsing binnen Nederland betreft.
1.
Indien Onze Minister binnen de termijn, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid , bij degene die de melding heeft gedaan schriftelijk bedenkingen tegen de handeling heeft aangevoerd, is die handeling verboden.
1.
Indien Onze Minister binnen de termijn, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid , bij degene die de melding heeft gedaan schriftelijk bedenkingen tegen de handeling heeft aangevoerd, is die handeling verboden.
2.
Onze Minister bevestigt desgevraagd binnen acht dagen schriftelijk dat hij geen bedenkingen heeft tegen een handeling, indien de termijn, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid , is verstreken zonder dat hij bedenkingen heeft aangevoerd.
2.
Onze Minister bevestigt desgevraagd binnen acht dagen schriftelijk dat hij geen bedenkingen heeft tegen een handeling, indien de termijn, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid , is verstreken zonder dat hij bedenkingen heeft aangevoerd.
2.
De kennisgeving vermeldt het beschermd cultuurgoed, de handeling, bedoeld in het eerste lid, en de bedenkingen.
2.
De kennisgeving vermeldt het beschermd cultuurgoed, de handeling, bedoeld in het eerste lid, en de bedenkingen.
3.
Na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, gelden bedenkingen als bedoeld in artikel 4.9, eerste lid , als een aanbod van de Staat tot aankoop van het beschermd cultuurgoed op de in de artikelen 4.13 en 4.14 geregelde wijze.
3.
Na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, gelden bedenkingen als bedoeld in artikel 4.9, eerste lid , als een aanbod van de Staat tot aankoop van het beschermd cultuurgoed op de in de artikelen 4.13 en 4.14 geregelde wijze.
1.
Indien de onderhandelingen, bedoeld in artikel 4.13 , niet tot overeenstemming leiden, wordt de prijs op verzoek van een van de partijen vastgesteld door de rechtbank Den Haag, tenzij de eigenaar te kennen geeft af te zien van de handeling of Onze Minister de daartegen aangevoerde bedenkingen intrekt.
1.
Indien de onderhandelingen, bedoeld in artikel 4.13 , niet tot overeenstemming leiden, wordt de prijs op verzoek van een van de partijen vastgesteld door de rechtbank Den Haag, tenzij de eigenaar te kennen geeft af te zien van de handeling of Onze Minister de daartegen aangevoerde bedenkingen intrekt.
1.
Binnen een maand nadat de koopprijs ingevolge artikel 4.14 onherroepelijk is vastgesteld, kan Onze Minister aan de eigenaar meedelen van het aanvoeren van bedenkingen af te zien en kan de eigenaar aan Onze Minister meedelen van het verrichten van de gemelde handeling af te zien.
1.
Binnen een maand nadat de koopprijs ingevolge artikel 4.14 onherroepelijk is vastgesteld, kan Onze Minister aan de eigenaar meedelen van het aanvoeren van bedenkingen af te zien en kan de eigenaar aan Onze Minister meedelen van het verrichten van de gemelde handeling af te zien.
1.
Een voorgenomen besluit tot vervreemding van een cultuurgoed of een verzameling wordt door Onze Minister, gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders bekendgemaakt op een door Onze Minister aangewezen wijze.
1.
Een voorgenomen besluit tot vervreemding van een cultuurgoed of een verzameling wordt door Onze Minister, gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders bekendgemaakt op een door Onze Minister aangewezen wijze.
2.
De bekendmaking bevat in elk geval een beschrijving van het cultuurgoed of de verzameling, een motivering van de voorgenomen vervreemding en een mededeling of advies wordt gevraagd als bedoeld in artikel 4.18 .
2.
De bekendmaking bevat in elk geval een beschrijving van het cultuurgoed of de verzameling, een motivering van de voorgenomen vervreemding en een mededeling of advies wordt gevraagd als bedoeld in artikel 4.18 .
3.
Voor zover geen advies wordt gevraagd als bedoeld in artikel 4.18 , kan een ieder gedurende zes weken na de dag van bekendmaking van het voornemen bij Onze Minister, gedeputeerde staten onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen over de vraag of het cultuurgoed of de verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis is en onvervangbaar en onmisbaar voor het Nederlands cultuurbezit.
3.
Voor zover geen advies wordt gevraagd als bedoeld in artikel 4.18 , kan een ieder gedurende zes weken na de dag van bekendmaking van het voornemen bij Onze Minister, gedeputeerde staten onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen over de vraag of het cultuurgoed of de verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis is en onvervangbaar en onmisbaar voor het Nederlands cultuurbezit.
4.
Gedurende de termijn, bedoeld in het derde lid, wordt niet overgegaan tot vervreemding van het cultuurgoed of de verzameling. Na deze termijn worden ingediende zienswijzen door Onze Minister, gedeputeerde staten onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders beoordeeld en wordt zo nodig alsnog advies gevraagd als bedoeld in artikel 4.18 .
4.
Gedurende de termijn, bedoeld in het derde lid, wordt niet overgegaan tot vervreemding van het cultuurgoed of de verzameling. Na deze termijn worden ingediende zienswijzen door Onze Minister, gedeputeerde staten onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders beoordeeld en wordt zo nodig alsnog advies gevraagd als bedoeld in artikel 4.18 .
Artikel 4.18. Advies bij vervreemding cultuurgoed of verzameling
Over een besluit tot vervreemding van een cultuurgoed of verzameling wordt door Onze Minister, gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders of het bevoegde orgaan van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon advies gevraagd aan een commissie van onafhankelijke deskundigen, indien:
b.
vervreemding wordt overwogen aan een andere partij dan de Staat, een provincie, een gemeente, of een andere publiekrechtelijke rechtspersoon.
b.
vervreemding wordt overwogen aan een andere partij dan de Staat, een provincie, een gemeente, of een andere publiekrechtelijke rechtspersoon.
Artikel 4.21. Verplichting om Minister te informeren [Treedt in werking per 01-07-2016]
Indien het advies van de commissie de strekking heeft dat het een cultuurgoed of verzameling betreft van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis dat of die onvervangbaar en onmisbaar is voor het Nederlands cultuurbezit, wordt daarvan, onder toezending van een afschrift van het advies, aan Onze Minister melding gedaan door gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders of het bevoegde orgaan van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon ten minste dertien weken voordat wordt overgegaan tot vervreemding aan een andere partij dan de Staat, een provincie, gemeente of andere publiekrechtelijke rechtspersoon.
Artikel 4.21. Verplichting om Minister te informeren
Indien het advies van de commissie de strekking heeft dat het een cultuurgoed of verzameling betreft van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis dat of die onvervangbaar en onmisbaar is voor het Nederlands cultuurbezit, wordt daarvan, onder toezending van een afschrift van het advies, aan Onze Minister melding gedaan door gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders of het bevoegde orgaan van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon ten minste dertien weken voordat wordt overgegaan tot vervreemding aan een andere partij dan de Staat, een provincie, gemeente of andere publiekrechtelijke rechtspersoon.
1.
Het is verboden een cultuurgoed dat deel uitmaakt van een openbare collectie die is vermeld in de inventarislijst van een museum, een archief of een vaste collectie van een bibliotheek, en waarvan de Staat of een ander openbaar lichaam eigenaar is, buiten Nederland te brengen zonder dat de eigenaar daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven.
1.
Het is verboden een cultuurgoed dat deel uitmaakt van een openbare collectie die is vermeld in de inventarislijst van een museum, een archief of een vaste collectie van een bibliotheek, en waarvan de Staat of een ander openbaar lichaam eigenaar is, buiten Nederland te brengen zonder dat de eigenaar daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven.
a.
een inventarislijst van cultuurgoederen van cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis waarvan een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, of een ander genootschap op religieuze grondslag eigenaar is;
a.
een inventarislijst van cultuurgoederen van cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis waarvan een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, of een ander genootschap op religieuze grondslag eigenaar is;
b.
een openbare collectie die is vermeld in de inventarislijst van een museum, een archief of een vaste collectie van een bibliotheek, en waarvan de eigendom berust bij een privaatrechtelijke rechtspersoon die in overwegende mate wordt gefinancierd door subsidie die door de Staat of een ander overheidslichaam wordt verstrekt, en die door Onze Minister voor de toepassing van dit verbod is aangewezen;
b.
een openbare collectie die is vermeld in de inventarislijst van een museum, een archief of een vaste collectie van een bibliotheek, en waarvan de eigendom berust bij een privaatrechtelijke rechtspersoon die in overwegende mate wordt gefinancierd door subsidie die door de Staat of een ander overheidslichaam wordt verstrekt, en die door Onze Minister voor de toepassing van dit verbod is aangewezen;
c.
archiefbescheiden en onderdelen daarvan als bedoeld in artikel 1, onder c, onder 1 tot en met 3, van de Archiefwet 1995 , die ouder zijn dan vijftig jaar.
c.
archiefbescheiden en onderdelen daarvan als bedoeld in artikel 1, onder c, onder 1 tot en met 3, van de Archiefwet 1995 , die ouder zijn dan vijftig jaar.
1.
Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister of van een andere bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PbEU 2009, L 39), cultuurgoederen die behoren tot een categorie, vermeld in bijlage I van genoemde verordening, uit te voeren buiten de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is.
1.
Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister of van een andere bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PbEU 2009, L 39), cultuurgoederen die behoren tot een categorie, vermeld in bijlage I van genoemde verordening, uit te voeren buiten de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is.
2.
Onze Minister kan bepalen dat het verbod, bedoeld in het eerste lid, niet geldt voor oudheidkundige voorwerpen ouder dan honderd jaar, die afkomstig zijn van opgravingen en vondsten op het land en in de zee dan wel van oudheidkundige locaties, indien deze cultuurgoederen:
2.
Onze Minister kan bepalen dat het verbod, bedoeld in het eerste lid, niet geldt voor oudheidkundige voorwerpen ouder dan honderd jaar, die afkomstig zijn van opgravingen en vondsten op het land en in de zee dan wel van oudheidkundige locaties, indien deze cultuurgoederen: