Erfgoedwet
Bwb-id:
Officiele titel:
Citeertitel:
Soort regeling:
Wetsfamilies:
Eerst verantwoordelijk ministerie:
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Beheer van collecties
+ Hoofdstuk 3. Aanwijzing als beschermd erfgoed
+ Hoofdstuk 4. Bescherming van erfgoed
- Hoofdstuk 5. Archeologische monumentenzorg
+ Hoofdstuk 6. Internationale teruggave
+ Hoofdstuk 7. Financiële bepalingen
+ Hoofdstuk 8. Handhaving en toezicht
+ Hoofdstuk 9. Overgangsrecht
+ Hoofdstuk 10. Intrekken en wijzigen andere wetten
+ Hoofdstuk 11. Slotbepalingen

Geschiedenis-overzicht

Erfgoedwet



1.
Het is verboden zonder certificaat daartoe handelingen te verrichten met betrekking tot het opsporen, onderzoeken of verwerven van cultureel erfgoed of onderdelen daarvan, waardoor verstoring van de bodem, of verstoring of gehele of gedeeltelijke verplaatsing of verwijdering van een archeologisch monument of cultureel erfgoed onder water optreedt. 
1.
Het is verboden zonder certificaat daartoe handelingen te verrichten met betrekking tot het opsporen, onderzoeken of verwerven van cultureel erfgoed of onderdelen daarvan, waardoor verstoring van de bodem, of verstoring of gehele of gedeeltelijke verplaatsing of verwijdering van een archeologisch monument of cultureel erfgoed onder water optreedt. 
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden geregeld waarop het eerste lid niet van toepassing is. Voor die gevallen kunnen bepaalde onderdelen van dit hoofdstuk worden uitgesloten of van overeenkomstige toepassing worden verklaard. 
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden geregeld waarop het eerste lid niet van toepassing is. Voor die gevallen kunnen bepaalde onderdelen van dit hoofdstuk worden uitgesloten of van overeenkomstige toepassing worden verklaard. 
1.
Een certificaat als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid , wordt op aanvraag verstrekt door een instelling die door Onze Minister hiertoe is aangewezen. 
1.
Een certificaat als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid , wordt op aanvraag verstrekt door een instelling die door Onze Minister hiertoe is aangewezen. 
2.
Onze Minister wijst een instelling slechts aan indien deze beschikt over accreditatie waarmee de Stichting Raad voor Accreditatie kenbaar heeft gemaakt dat er gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de certificerende instelling competent is voor het verstrekken van certificaten en dat wordt voldaan aan eisen met betrekking tot de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, continuïteit of aan andere eisen waarmee de kwaliteit van de verstrekking kan worden bevorderd. 
2.
Onze Minister wijst een instelling slechts aan indien deze beschikt over accreditatie waarmee de Stichting Raad voor Accreditatie kenbaar heeft gemaakt dat er gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de certificerende instelling competent is voor het verstrekken van certificaten en dat wordt voldaan aan eisen met betrekking tot de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, continuïteit of aan andere eisen waarmee de kwaliteit van de verstrekking kan worden bevorderd. 
3.
Met accreditatie wordt gelijkgesteld accreditatie afgegeven door een daartoe bevoegde instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de toetsing aan de eisen in het tweede lid wordt geboden. 
3.
Met accreditatie wordt gelijkgesteld accreditatie afgegeven door een daartoe bevoegde instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de toetsing aan de eisen in het tweede lid wordt geboden. 
4.
De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op instellingen die op grond van het eerste lid zijn aangewezen. 
4.
De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op instellingen die op grond van het eerste lid zijn aangewezen. 
Artikel 5.3. Verstrekken certificaat [Treedt in werking per 01-07-2016]
Een certificerende instelling verstrekt een certificaat slechts indien de aanvrager voldoende aantoont opgravingen en de daarbij behorende handelingen, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid , op professionele wijze te zullen verrichten. 
Artikel 5.3. Verstrekken certificaat
Een certificerende instelling verstrekt een certificaat slechts indien de aanvrager voldoende aantoont opgravingen en de daarbij behorende handelingen, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid , op professionele wijze te zullen verrichten. 
1.
Een certificaathouder zorgt ervoor dat bij het verrichten van een opgraving de verrichte handelingen en aangetroffen archeologische vondsten worden gedocumenteerd, de vondsten worden geconserveerd en een rapport wordt opgesteld waarin de resultaten van de handelingen zijn beschreven. 
1.
Een certificaathouder zorgt ervoor dat bij het verrichten van een opgraving de verrichte handelingen en aangetroffen archeologische vondsten worden gedocumenteerd, de vondsten worden geconserveerd en een rapport wordt opgesteld waarin de resultaten van de handelingen zijn beschreven. 
2.
Een certificaathouder verricht de opgraving en de overige handelingen, bedoeld in het eerste lid, op professionele wijze. 
2.
Een certificaathouder verricht de opgraving en de overige handelingen, bedoeld in het eerste lid, op professionele wijze. 
3.
Een certificerende instelling treft passende maatregelen indien een certificaathouder opgravingen of de overige handelingen, bedoeld in het eerste lid, niet op professionele wijze verricht en schorst of trekt een certificaat zo nodig in. 
3.
Een certificerende instelling treft passende maatregelen indien een certificaathouder opgravingen of de overige handelingen, bedoeld in het eerste lid, niet op professionele wijze verricht en schorst of trekt een certificaat zo nodig in. 
Artikel 5.5. Nadere regels rond de certificering [Treedt in werking per 01-07-2016]
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over: 
Artikel 5.5. Nadere regels rond de certificering
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over: 
a. het verrichten van een opgraving op professionele wijze; 
a. het verrichten van een opgraving op professionele wijze; 
b. het vaststellen van een richtlijn, zoals een beoordelingsrichtlijn of protocol met eisen ter bevordering van de professionaliteit van het verrichten van een opgraving waaraan een aanvrager dient te voldoen om in aanmerking te komen voor een certificaat; 
b. het vaststellen van een richtlijn, zoals een beoordelingsrichtlijn of protocol met eisen ter bevordering van de professionaliteit van het verrichten van een opgraving waaraan een aanvrager dient te voldoen om in aanmerking te komen voor een certificaat; 
c. het handelen overeenkomstig een richtlijn als bedoeld in onderdeel b; 
c. het handelen overeenkomstig een richtlijn als bedoeld in onderdeel b; 
d. het indienen van een aanvraag voor een aanwijzing als bedoeld in artikel 5.2 , de gegevens die bij een aanvraag dienen te worden verstrekt, de gronden waarop en de voorwaarden waaronder Onze Minister een aanwijzing kan verlenen, wijzigen, weigeren, schorsen of intrekken, de voorschriften die aan een aanwijzing kunnen worden verbonden en de termijn waarvoor een aanwijzing kan worden verleend of geschorst; 
d. het indienen van een aanvraag voor een aanwijzing als bedoeld in artikel 5.2 , de gegevens die bij een aanvraag dienen te worden verstrekt, de gronden waarop en de voorwaarden waaronder Onze Minister een aanwijzing kan verlenen, wijzigen, weigeren, schorsen of intrekken, de voorschriften die aan een aanwijzing kunnen worden verbonden en de termijn waarvoor een aanwijzing kan worden verleend of geschorst; 
e. de werkzaamheden door een certificerende instelling die onder het verstrekken van certificaten als bedoeld in artikel 5.2 worden verstaan; 
e. de werkzaamheden door een certificerende instelling die onder het verstrekken van certificaten als bedoeld in artikel 5.2 worden verstaan; 
f. tarieven die door een certificerende instelling in rekening kunnen worden gebracht voor het afgeven van een certificaat; 
f. tarieven die door een certificerende instelling in rekening kunnen worden gebracht voor het afgeven van een certificaat; 
g. het doen van een mededeling aan Onze Minister van een intrekking of een schorsing van een certificaat of accreditatie; 
g. het doen van een mededeling aan Onze Minister van een intrekking of een schorsing van een certificaat of accreditatie; 
h. de uitwisseling van informatie tussen certificerende instellingen onderling en met Onze Minister in het kader van toezicht en handhaving. 
h. de uitwisseling van informatie tussen certificerende instellingen onderling en met Onze Minister in het kader van toezicht en handhaving. 
1.
Een certificaathouder meldt de aanvang van een opgraving aan Onze Minister. 
1.
Een certificaathouder meldt de aanvang van een opgraving aan Onze Minister. 
2.
Binnen twee weken na voltooiing van de opgraving meldt een certificaathouder aan Onze Minister de eerste bevindingen. 
2.
Binnen twee weken na voltooiing van de opgraving meldt een certificaathouder aan Onze Minister de eerste bevindingen. 
3.
Een certificaathouder conserveert de aangetroffen archeologische vondsten en draagt deze, alsmede de daarbij behorende opgravingsdocumentatie, binnen twee jaar na voltooiing van de opgraving over aan de eigenaar. 
3.
Een certificaathouder conserveert de aangetroffen archeologische vondsten en draagt deze, alsmede de daarbij behorende opgravingsdocumentatie, binnen twee jaar na voltooiing van de opgraving over aan de eigenaar. 
4.
Binnen twee jaar na voltooiing van een opgraving legt een certificaathouder aan Onze Minister, aan de eigenaar en aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de opgraving heeft plaatsgevonden het rapport, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid , over. 
4.
Binnen twee jaar na voltooiing van een opgraving legt een certificaathouder aan Onze Minister, aan de eigenaar en aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de opgraving heeft plaatsgevonden het rapport, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid , over. 
5.
Onze Minister kan ontheffing verlenen van de voorschriften, bedoeld in het tweede tot en met vierde lid, voor zover een certificaathouder in een geval redelijkerwijs niet in staat is aan een voorschrift te voldoen. 
5.
Onze Minister kan ontheffing verlenen van de voorschriften, bedoeld in het tweede tot en met vierde lid, voor zover een certificaathouder in een geval redelijkerwijs niet in staat is aan een voorschrift te voldoen.