Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 15 april 2004 houdende regels ter zake van de aanduiding van bijzondere slachtpluimvee-houderijsystemen (Verordening aanduiding bijzondere slachtpluimvee-houderijsystemen (PPE) 2004)
Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren;
Gelet op de artikelen 93, 102 en 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en de artikelen 6 en 7 van het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren;
Gezien artikel 10, eerste en derde lid, van Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee (Pb EG L 143, d.d. 6 juni 1991);
1.
In deze verordening wordt verstaan onder:
1.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 10, eerste en derde lid van Verordening 1538/91 mag de aanduiding van de houderijsytemen:
a.
“Scharrel .....binnengehouden”,
b.
“Scharrel .....met uitloop”,
c.
“Boerenscharrel ......met uitloop”/“Hoeve .....met uitloop”,
d.
“Boerenscharrel ......met vrije uitloop”/“Hoeve .....met vrije uitloop”,
èn de overeenkomstige aanduidingen in de andere talen van de Gemeenschap, slechts gebruikt worden, voor zover aan de in onderhavige verordening met betrekking tot kippen en geslachte (delen van) kippen gestelde nadere voorschriften is voldaan.
2.
Het is aan ondernemers bij het verhandelen van kippen en geslachte (delen van) kippen verboden op of bij de kippen en geslachte (delen van) kippen, dan wel op of bij de verpakking ervan de in het eerste lid bedoelde benamingen en vermeldingen te gebruiken, tenzij met betrekking tot die kippen en geslachte (delen van) kippen is voldaan aan de in de
artikelen 3 tot en met 6 gestelde voorschriften en, in geval van de in het eerste lid, onder b), genoemde benaming bovendien is voldaan aan het bepaalde in
artikel 7.
3.
Het is aan ondernemers bij het verhandelen van kippen verboden op of bij de kippen en geslachte (delen van) kippen, dan wel op of bij de verpakking ervan een aanduiding te gebruiken of te bezigen die de indruk wekt dat de kippen zijn gehouden onder omstandigheden die het welzijn van de kippen ten goede komen en die afwijkt van de in het eerste lid bedoelde aanduidingen.
Artikel 3
De kippen worden gehouden in stallen:
a.
waarin op het grondoppervlak dat de kippen ter beschikking staat ten hoogste 12 dieren per m
2 worden gehouden, met dien verstande dat gedurende de eerste drie levensweken van de kippen ten hoogste 15 kippen per m
2 grondoppervlak worden gehouden;
b.
waarin het voor de kippen beschikbare grondoppervlak geheel is bedekt met losse blanke houtsnippers, houtkrullen, los stro, tos gehakseld stro of ander strooiselmateriaal;
c.
waarin de voor de kippen bestemde ruimte zodanig is ingericht dat deze bij normaal daglicht goed verlicht wordt en wel in die mate dat bij een buitensterkte van 1.200 lux minimaal 10 lux aan daglicht beschikbaar is, een intermitterend verlichtingsschema met perioden korter dan 8 uur niet wordt toegepast en geen kunstlicht wordt toegepast gedurende een aaneengesloten periode van 8 uur vallende in de avond en in de nacht, en het kunstlicht niet afkomstig is van laag frequente TL-verlichting.
Artikel 4
De kippen worden verzorgd met inachtneming van de navolgende verzorgingseisen:
a.
vanaf de derde levensweek wordt minimaal 2 gram graan per kip per dag toegediend door het dagelijks met de hand strooien op het voor de kippen beschikbare grondoppervlak;
b.
gedurende de mestperiode worden diergeneesmiddelen alleen uit curatief oogpunt toegediend, behoudens in de gevallen waarin het toedienen van de diergeneesmiddelen wettelijk is voorgeschreven;
c.
gedurende de mestperiode worden met het oog op de preventie van coccidiose slechts de wettelijk toegestane coccidiostatica toegediend en worden daarbij de geldende wachttermijnen in acht genomen;
d.
per mestperiode, bij aanvang van de tweede levensweek, wordt één strobaal waarvan de bindtouwen al dan niet zijn verwijderd, per 1.000 kippen in de stal verstrekt en worden de strobalen gelijkmatig over de ruimte verdeeld.
Artikel 5
De kippen worden gevoed met inachtneming van de navolgende voedingseisen:
a.
gedurende de mestperiode wordt voeder verstrekt waarin het minimumgehalte aan graan en graanbijproducten 70% bedraagt. Aan dat voeder zijn geen dierlijke producten, met uitzondering van melkproducten, toegevoegd;
b.
gedurende de mestperiode worden geen groeibevorderaars toegediend.
1.
De kippen hebben ten minste tien uur per dag, met een marge van twee uur afhankelijk van het seizoen, toegang tot een uitloopruimte in de vrije lucht, waarbij de uitloopruimte een hoofdzakelijk begroeide ruimte is waar elke kip beschikt over ten minste 1 m
2 grondoppervlakte, met dien verstande dat de bezettingsdichtheid in de stal mag worden verhoogd tot 13 kippen per m
2 doch ten hoogste 27,5 kg levend gewicht per m
2 ;
2.
De stal is voorzien van toegangsluiken met een minimale totale lengte van 4 meter per 1300 kippen, een minimale lengte per luik van 60 centimeter en een minimale hoogte van 30 centimeter, die gelijkelijk zijn verdeeld over de kant van de stal waar zich de uitloop bevindt;
3.
De kippen hebben een gemiddeld levend slachtgewicht van maximaal 2100 gram;
4.
De kippen hebben een uitloop vanaf uiterlijk de 28
e levensdag.
Artikel 8
De ondernemer is bij verkoop aan particulieren van geslachte kippen waaraan de in
artikel 2 bedoelde benamingen en vermeldingen zijn aangebracht verplicht om:
a.
Onverpakt geslachte kippen gescheiden aan te bieden, en
b.
Een administratie bij te houden waarin tenminste is opgenomen:-
het aantal stuks en netto gewicht van de aangevoerde geslachte kippen;-
het aantal stuks en netto gewicht van de verkochte geslachte kippen;-
het aantal delen, soort delen en netto gewicht van de verkochte delen van geslachte kippen.
Artikel 9
De in deze verordening met betrekking tot kippen gestelde voorschriften zijn slechts van toepassing ten aanzien van in Nederland gehouden en geslachte kippen waarbij de in
artikel 2, eerste lid, genoemde aanduidingen worden gebezigd.
Artikel 10
De bepalingen van deze verordening gelden mede voor andere natuurlijke of rechtspersonen, voor zover deze handelingen verrichten die in de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld plegen te worden verricht.
1.
De voorzitter kan, namens het bestuur, met inachtneming van
Verordening 1538/91, in uitzonderlijke gevallen op schriftelijk verzoek van belanghebbende van het bepaalde in de
artikelen 2 tot en met 7 vrijstelling of ontheffing verlenen in het geval de naleving van het daar bepaalde de volksgezondheid, diergezondheid of dierenwelzijn schaadt.
2.
Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften of voorwaarden worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend. Zij kunnen te allen tijde worden ingetrokken.
1.
Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt uitgeoefend door een door het bestuur aan te wijzen dienst of personen.
2.
Ondernemers zijn verplicht:
a.
aan de door het bestuur aan te wijzen dienst of personen al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken die naar hun oordeel nodig zijn voor de vervulling van hun taak;
b.
aan de door het bestuur aan te wijzen dienst of personen inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden die naar hun oordeel nodig zijn voor de vervulling van hun taak;
c.
aan de door het bestuur aan te wijzen dienst of personen te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot hun bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen waar c.q. waarin voorraden, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen c.q. worden vervoerd;
d.
te gedogen dat door de door het bestuur aan te wijzen dienst of personen monsters worden genomen uit de voorraden (waaronder begrepen verpakkingsmateriaal) van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin die voorraden zich bevinden en hij zal alsdan de van hem gevorderde medewerking overeenkomstig de aanwijzingen van die controleurs en onder hun toezicht verlenen.
Artikel 13
Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld als voorzien in de
Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 .
1.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening aanduiding bijzondere slachtpluimvee-houderijsystemen (PPE) 2004.
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst.
Zoetermeer, 15 april 2004