Verordening bestemmingsheffing onderzoekfonds aanvoersector 2003
Het bestuur van het Productschap Vis heeft,
gelet op de artikelen 93, 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op artikel 5, 6 en 9 van de Instellingsverordening Productschap Vis, op 26 september 2002 de navolgende verordening vastgesteld.
1.
In deze verordening wordt verstaan onder:
2.
Voor de toepassing van het bepaalde in deze verordening vindt het aanvoeren plaats op het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen.
1.
Een aanvoerder die met een in Nederland geregistreerd vissersvaartuig vis aanvoert is aan het Productschap, ten behoeve van het Onderzoekfonds aanvoersector, een heffing verschuldigd van:
a.
0,1 promille van de waarde van de aangevoerde vis;
b.
4 promille van de waarde van de aangevoerde kokkels;
c.
6 promille van de waarde van de aangevoerde spisula, strandschelpen, zwaardscheden mesheften, en nonnetjes.
2.
De ondernemer die oesters verhandelt is aan het Productschap, ten behoeve van het Onderzoekfonds aanvoersector, een heffing verschuldigd van 4,41 promille over de omzet, zoals is bepaald in
artikel 4a, derde lid, van de Heffingsverordening 2003, welke hij het afgelopen seizoen heeft gerealiseerd.
3.
De ondernemer die één of meer oesterpercelen in eigendom heeft en/of huurt is aan het Productschap, ten behoeve van het Onderzoekfonds aanvoersector, een heffing verschuldigd van € 3,33 per hectare per oesterperceel per kalenderjaar.
4.
De ondernemer die in het bezit is van een visvergunning voor vrije gronden is aan het Productschap, ten behoeve van het Onderzoekfonds aanvoersector, een heffing verschuldigd van € 285,- per visvergunning voor vrije gronden per kalenderjaar.
5.
De ondernemer die in het bezit is van een vergunning voor de mechanische kokkelvisserij is aan het Productschap, ten behoeve van het Onderzoekfonds aanvoersector, een heffing verschuldigd van:
a.
€ 344,- per vergunning per kalenderjaar voor de mechanische kokkelvisserij in de Westerschelde;
b.
€ 818,- per vergunning per kalenderjaar voor de mechanische kokkelvisserij in de overige Nederlandse wateren.
6.
Indien de ondernemer als bedoeld in het derde en vierde lid zowel één of meerdere percelen in eigendom heeft en/of huurt, als ook over een visvergunning voor vrije gronden beschikt wordt de ondernemer:
a.
vrijgesteld van de heffing als bedoeld in het derde lid onder de voorwaarde dat het bedrag aan heffing op grond van deze bepaling lager is dan het bedrag aan heffing als bedoeld in het vierde lid;
b.
vrijgesteld van de heffing als bedoeld in het vierde lid onder de voorwaarde dat het bedrag aan heffing op grond van deze bepaling lager is dan het bedrag aan heffing als bedoeld in het derde lid.
7.
De heffing als bedoeld in het derde en vierde lid bedraagt per kalenderjaar maximaal € 640,-.
b.
De waarde van de kokkels, spisula, strandschelpen, zwaardscheden, mesheften en nonnetjes, als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in
artikel 9 van de Heffìngsverordening 2003.
Artikel 3
Het bestuur stelt geen heffing, als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, vast dan nadat het bestuur de Commissie aanvoeraangelegenheden heeft gehoord.
Artikel 5
Met betrekking tot de betaling van de krachtens deze verordening Verschuldigde heffing is het bepaalde in de artikelen 13, 15, 17 en 18 van de Heffingsverordening 2003 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6
De bij of krachtens deze verordening gestelde regels binden naast degene die een onderneming drijft waarvoor het Productschap is ingesteld, mede de bij deze ondernemingen werkzame personen, alsmede alle andere natuurlijke of rechtspersonen voor zover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het Productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.
1.
De voorzitter is, namens het bestuur, belast met de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
2.
De voorzitter kan, namens het bestuur, nadere regels vaststellen ter uitvoering van het bepaalde ten aanzien van: -
het vaststellen van de heffing als bedoeld in de
artikelen 2 en
3 van deze verordening;-
het verstrekken van gegevens als bedoeld in
artikel 4 van deze verordening;-
de betaling, als bedoeld in
artikel 5 van deze verordening;-
het in rekening brengen van voorschotbedragen, als bedoeld in
artikel 5 van deze verordening.
3.
De voorzitter kan, namens het bestuur, in bepaalde gevallen of groepen van gevallen, vrijstelling of ontheffing verlenen van het bepaalde in
artikel 2,
3,
4 en
5 van deze verordening. Een vrijstelling of ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een verleende vrijstelling of ontheffing kan te allen tijde door de voorzitter, namens het bestuur, worden ingetrokken.
1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2003 .
2.
De Verordening bestemmingsheffing onderzoekfonds aanvoersector 2002 wordt ingetrokken, behoudens ten aanzien van reeds verschuldigde heffingsbedragen.
3.
Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening bestemmingsheffing onderzoekfonds aanvoersector 2003.
Namens het bestuur van het Productschap,