Verordening van het Productschap Vis van 30 september 2010, houdende regels ter zake van de aan de onder het Productschap Vis ressorterende ondernemers op te leggen bestemmingsheffing ten behoeve van onderzoek voor de aanvoersector voor het jaar 2011 (Verordening financiering onderzoeksprojecten aanvoersector 2011)
Het bestuur van het Productschap Vis;
Gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 7 van het Instellingsbesluit Productschap Vis ( Stb. 2003, 253);
Gehoord de Commissie aanvoeraangelegenheden, de Nederlandse Oestervereniging en de Garnalenadviescommissie;
1.
In deze verordening wordt verstaan onder:
2.
Voor de toepassing van het bepaalde in deze verordening vindt het aanvoeren plaats op het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen.
Artikel 1a
Onder het productschap ressorterende ondernemers zijn wegens de uitoefening van hun bedrijfsactiviteiten in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 aan en ten behoeve van het productschap een heffing verschuldigd volgens de in de
artikelen 2 en
3 vermelde heffingsgrondslagen met de daarbij behorende tarieven. De berekening en de wijze van betaling vinden plaats, zoals in de
Verordening Algemene Bepalingen Productschap Vis 2006 is bepaald.
a.
De aanvoerder van vis is aan het productschap, ten behoeve van het fonds voor de aanvoersector ter financiering van onderzoeksprojecten, een heffing verschuldigd van 0,5 promille van de waarde van de aangevoerde vis met uitzondering van door een trawler aangevoerde vis.
b.
De aanvoerder van vis is aan het productschap, ten behoeve van het fonds voor de aanvoersector ter financiering van onderzoeksprojecten, een heffing verschuldigd van 0,3 promille van de waarde van de aangevoerde vis voor zover het betreft met een trawler aangevoerde vis.
2.
De aanvoerder van oesters is aan het productschap, en behoeve van het fonds voor de aanvoersector ter financiering van onderzoeksprojecten, een heffing verschuldigd van:
a.
8,5 promille over de omzet, welke hij het afgelopen oesterseizoen heeft gerealiseerd;
b.
de ondernemer die één of meer oesterpercelen in eigendom heeft of huurt is, tevens aan het productschap, ten behoeve van het fonds voor de aanvoersector ter financiering van onderzoeksprojecten, een heffing verschuldigd van € 5,- per hectare per oesterperceel per kalenderjaar en;
c.
de ondernemer die in het bezit is van een visvergunning voor vrije gronden en tevens aan het productschap, ten behoeve van het fonds voor de aanvoersector ter financiering van onderzoeksprojecten, een heffing verschuldigd van € 500,- per visvergunning voor vrije gronden per kalenderjaar.
3.
De aanvoerder van kokkels is aan het productschap, ten behoeve van het fonds voor de aanvoersector ter financiering van onderzoeksprojecten, een heffing verschuldigd van:
a.
6 promille van de waarde van de aangevoerde kokkels;
b.
€ 344,- per vergunning per kalenderjaar voor de mechanische visserij op kokkels in de Westerschelde;
c.
€ 800,- per vergunning per kalenderjaar voor de mechanische visserij op kokkels in de Nederlandse wateren, niet zijnde de Westerschelde en;
d.
€ 800,- per vergunning per kalenderjaar voor de visserij op kokkels met een niet mechanisch vistuig in de Nederlandse wateren.
4.
De aanvoerder van spisula, zwaardscheden en mesheften, en nonnetjes is aan het productschap, ten behoeve van het fonds voor de aanvoersector ter financiering van onderzoeksprojecten, een heffing verschuldigd van:
a.
6 promille van de waarde van de aangevoerde spisula en nonnetjes en;
b.
€ 350,- per vergunning per kalenderjaar voor de visserij op spisula of nonnetjes in de Nederlandse wateren;
c.
5 promille van de waarde van de aangevoerde zwaardscheden en mesheften; en
d.
€ 1.500,- per vergunning per kalenderjaar voor de visserij op zwaardscheden en mesheften.
5.
De waarde van de aangevoerde vis, oesters, kokkels, spisula, zwaardscheden en mesheften en nonnetjes wordt vastgesteld overeenkomstig
artikel 3.
6.
De aanvoerder van garnalen is aan het productschap, ten behoeve van het fonds voor de aanvoersector ter financiering van onderzoeksprojecten, een heffing verschuldigd van: € 0,01 per kilogram aangevoerde garnalen die onder de controleplicht vallen voor controle op de indeling in de bij of krachtens de verordening (EG) nr. 2406/96 voorgeschreven versheidsklassen en grootteklassen voor garnalen voor eerste verhandeling.
7.
De ondernemer die de binnenvisserij, als bedoeld in
artikel 1, vierde lid onder d, van de Visserijwet 1963 uitoefent is aan het productschap, ten behoeve van het fonds voor de aanvoersector ter financiering van onderzoeksprojecten, een heffing verschuldigd van: € 50,- per kalenderjaar.
1.
Indien de aangevoerde vis, als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, door tussenkomst van een afslag is verhandeld geldt als waarde van de vis de op de afslag gemaakte bruto besomming.
2.
Indien de door een kotter aangevoerde vis, als bedoeld in
artikel 2, eerste lid onderdeel a, zonder tussenkomst van een afslag is verhandeld geldt als waarde van de vis de door de koper, voor de aan hem verkochte vis, betaalde koopsom.
3.
Indien de door een trawler aangevoerde vis, als bedoeld in
artikel 2, eerste lid onderdeel b, zonder tussenkomst van een afslag is verhandeld geldt als waarde van de vis 70% van de door de koper, voor de aan hem verkochte vis, betaalde koopsom.
4.
De in
artikel 2, tweede lid, bedoelde omzet per oesterseizoen wordt berekend volgens de volgende formule:
(P-(P
i +P
w ))xF
p +(C-C
w )xF
c .
Daarbij staat:-
P voor: het totaal aantal platte oesters, dat de ondernemer in het afgelopen oesterseizoen heeft verhandeld;-
P
i voor: het totaal aantal platte oesters, dat de ondernemer in het afgelopen oesterseizoen heeft ingekocht in het buitenland;-
P
w voor: het totaal aantal platte oesters, waarvan de ondernemer kan aantonen dat hij deze in het afgelopen oesterseizoen heeft gekocht van een collega-handelaar;-
(P-(P
i +P
w )) voor: het totaal aantal platte oesters, dat meetelt voor de bepaling van de omzet in platte oesters in het afgelopen oesterseizoen;-
F
p voor: het forfaitaire bedrag van € 0,32, waarmee het aantal oesters dal meetelt voor de bepaling van de omzet in het laatste oesterseizoen in platte oesters, vermenigvuldigd moet worden;-
C voor: het aantal creuses, dat een handelaar in het afgelopen oesterseizoen heeft verhandeld;-
C
w voor: het aantal creuses, waarvan de ondernemer kan aantonen dat hij deze in het afgelopen oesterseizoen gekocht heeft van een collega-ondernemer;-
(C-C
w )) voor: het totaal aantal creuses, dat meetelt voor de bepaling van de omzet in creuses in het afgelopen oesterseizoen;-
F
c : het forfaitaire bedrag van € 0, 10, waarmee het totaal aantal creuses, dat meetelt voor de bepaling van de omzet in creuses in het afgelopen oesterseizoen, vermenigvuldigd moet worden.
5.
De waarde van de aangevoerde kokkels, spisula, zwaardscheden en mesheften, en nonnetjes, als bedoeld in
artikel 2, derde lid, wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de volgende onderdelen:
a.
indien de aangevoerde kokkels gekookt zijn geldt als waarde van de kokkels het forfaitaire bedrag van € 1,75 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde kokkels uitgedrukt in kilogram;
b.
indien de aangevoerde kokkels niet gekookt zijn en niet afkomstig zijn uit de Westerschelde geldt als waarde van de kokkels het forfaitaire bedrag van € 0,25 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde kokkels uitgedrukt in kilogram;
c.
indien de aangevoerde kokkels niet gekookt zijn en afkomstig zijn uit de Westerschelde geldt als waarde van de kokkels het forfaitaire bedrag van € 0,18 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde kokkels uitgedrukt in kilogram.
6.
De waarde van de aangevoerde spisula, zwaardscheden en mesheften, en nonnetjes, als bedoeld in
artikel 2, vierde lid, wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de volgende onderdelen:
a.
indien de aangevoerde spisula gekookt zijn geldt als waarde van de spisula het forfaitaire bedrag van € 0,75 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde spisula uitgedrukt in kilogram;
b.
indien de aangevoerde spisula niet gekookt zijn geldt als waarde van de spisula het forfaitaire bedrag van € 0,10 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde spisula uitgedrukt in kilogram;
c.
indien de aangevoerde zwaardscheden en mesheften gekookt zijn geldt als waarde van de zwaardscheden en mesheften het forfaitaire bedrag van € 2,40 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde zwaardscheden en mesheften uitgedrukt in kilogram;
d.
indien de aangevoerde zwaardscheden en mesheften niet gekookt zijn geldt als waarde van de zwaardscheden en mesheften het forfaitaire bedrag van € 0,80 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde zwaardscheden en mesheften uitgedrukt in kilogram;
e.
indien de aangevoerde nonnetjes gekookt zijn geldt als waarde van de nonnetjes bet forfaitaire bedrag van € 0,75 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde nonnetjes uitgedrukt in kilogram;
f.
indien de aangevoerde nonnetjes niet gekookt zijn geldt als waarde van de nonnetjes het forfaitair bedrag van € 0,10 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde nonnetjes uitgedrukt in kilogram.
7.
Indien de garnalen, als bedoeld in
artikel 2, zesde lid, in gepelde toestand worden aangevoerd, al dan niet door tussenkomst van een afslag, wordt het aantal aangevoerde kilogrammen ter bepaling van de verschuldigde heffing(en) vermenigvuldigd met een factor 3.
1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011. Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2010, treedt deze verordening in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt deze terug tot en met 1 januari 2011.
2.
Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening financiering onderzoeksprojecten aanvoersector 2011.
Rijswijk, 30 september 2010