1.
Driewielige motorrijtuigen moeten tot 9 november 2003 voor het verkrijgen van een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van
richtlijn 92/61/EEG of
richtlijn 2002/24/EG voor toelating tot het verkeer op de weg voldoen aan de in deze afdeling vermelde eisen.
2.
Driewielige motorrijtuigen moeten met ingang van 9 november 2003 voor het verkrijgen van een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van
richtlijn 2002/24/EG voor toelating tot het verkeer op de weg voldoen aan de in deze afdeling vermelde eisen.
3.
In afwijking van het eerste en tweede lid zijn op driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, die in gebruik zijn genomen vóór 1 november 1995, de in
afdeling 3 van dit hoofdstuk gestelde eisen van overeenkomstige toepassing.
4.
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het derde lid bedoelde driewielige motorrijtuigen.
Artikel 3.5.2
Driewielige motorrijtuigen moeten van deugdelijke bouw en inrichting zijn.
1.
Driewielige motorrijtuigen die in gebruik worden genomen na 16 juni 1999, moeten zijn voorzien van een constructieplaat en een identificatienummer, die voldoen aan het bepaalde in
richtlijn 93/34/EEG.
2.
Driewielige motorrijtuigen die in gebruik zijn genomen voor 17 juni 1999 moeten zijn voorzien van:
a.
een identificatienummer dat:
1°.
voor elk motorrijtuig van hetzelfde merk verschillend is;
2°.
uit ten minste 3 letters of cijfers bestaat, welke minimaal 5 mm hoog zijn;
3°.
goed leesbaar op een vast voertuigdeel is ingeslagen, en
b.
een merk of een fabrieksaanduiding.
3.
Driewielige motorrijtuigen die voorzien zijn van een identificatienummer dat voldoet aan het bepaalde in
richtlijn 76/114/EEG voldoen aan het bepaalde in het tweede lid.