Voor de vaststelling van het in artikel 17 bedoelde aantal van 36 kalenderweken worden niet in aanmerking genomen kalenderweken gedurende welke de werknemer:
a.
wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geen arbeid kon verrichten;
b.
werkzaamheden heeft verricht als bedoeld in artikel 8 en hij op grond van dat artikel de hoedanigheid van werknemer heeft herkregen;
c.
wegens het genieten van onbetaald verlof geen arbeid heeft verricht, tot een maximum van 78 kalenderweken; of
Voor de vaststelling van het in artikel 17 bedoelde aantal van 26 kalenderweken worden arbeidsuren in een kalenderweek slechts in aanmerking genomen, voor zover deze betrekking hebben op de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos is geworden en op een of meer dienstbetrekkingen waarvoor eerstgenoemde dienstbetrekking in de plaats is gekomen, en voor zover deze niet reeds eerder hebben geleid tot het ontstaan van een recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk of op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Bij algemene maatregel van bestuur kan voor bepaalde groepen werknemers het in artikel 17 bedoelde aantal van 36 kalenderweken hoger worden vastgesteld en het in dat onderdeel bedoelde aantal van 26 kalenderweken lager worden vastgesteld.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op grond waarvan kalenderweken waarin de werknemer arbeidsuren heeft meermaals in aanmerking kunnen worden genomen bij de berekening van het in artikel 17 bedoelde aantal van 26 kalenderweken.
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.