1.
In afwijking van
artikel 36, eerste lid, kan het UWV, op verzoek van de werknemer, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:
a.
redelijkerwijs te voorzien is dat de werknemer niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;
b.
redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;
d.
aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en
2.
Het eerste lid is niet van toepassing, indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de werknemer van de verplichting, bedoeld in
artikel 25, en hiervoor een boete als bedoeld in
artikel 27a is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het
Wetboek van Strafrecht .
3.
Het besluit tot afzien van terugvordering of verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de werknemer gewijzigd indien:
a.
niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;
b.
de werknemer zijn schuld aan het UWV niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of
c.
onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.