1.
Werknemer is de natuurlijke persoon, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat.
2.
Wie zijn dienstbetrekking buiten Nederland en het continentaal plat vervult, wordt niet als werknemer beschouwd, tenzij hij in Nederland woont en zijn werkgever eveneens in Nederland woont of gevestigd is. Voor zover een werkgever:
a.
in Nederland een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep of een in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger heeft; of
b.
in Nederland een of meer personen in dienst heeft en hij door of vanwege Onze Minister als werkgever is aangewezen,
wordt hij voor de toepassing van de eerste volzin gelijkgesteld met een in Nederland wonende of gevestigde werkgever.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat:
a.
personen, die buiten Nederland wonen ook als werknemer worden beschouwd, voor zover zij hun dienstbetrekking buiten Nederland vervullen;
b.
personen, die in Nederland wonen, ook als werknemer worden beschouwd, voor zover zij hun dienstbetrekking buiten Nederland vervullen en hun werkgever buiten Nederland woont of gevestigd is.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan van het eerste, tweede en derde lid worden afgeweken ten aanzien van:
b.
personen op wie een regeling van toepassing is inzake verzekering tegen geldelijke gevolgen van werkloosheid van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een vergelijkbare regeling ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, of van een andere mogendheid;
c.
personen, die slechts tijdelijk in Nederland verblijven of tijdelijk in Nederland werkzaam zijn;
d.
personen werkzaam bij een volkenrechtelijke organisatie.
6.
Bij een maatregel, als bedoeld in het vijfde lid, kan worden afgeweken van het derde lid ten aanzien van:
a.
vreemdelingen die rechtmatig in Nederland arbeid verrichten, dan wel hebben verricht;
a.
wordt als werknemer beschouwd de persoon van wie de verzekering op grond van deze wet voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie;
b.
wordt niet als werknemer beschouwd de persoon op wie op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie de wetgeving van een andere mogendheid van toepassing is.
1.
Als dienstbetrekking wordt mede beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die:
b.
de in onderdeel a bedoelde persoon bij het tot stand brengen van dat werk bijstaat;
c.
krachtens overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld zijn bemiddeling verleent tot het tot stand komen van overeenkomsten tussen daartoe door hem te bezoeken personen en die ander, mits hij de bedoelde bemiddeling uitsluitend voor die ander verleent, het verlenen van die bemiddeling niet een voor hem bijkomstige werkzaamheid is en hij zich daarbij doorgaans door niet meer dan twee andere personen laat bijstaan;
d.
krachtens overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld zijn bemiddeling verleent tot het tot stand komen van overeenkomsten tussen daartoe door hem te bezoeken personen en een opdrachtgever van die ander, mits hij de bedoelde bemiddeling uitsluitend voor die ander verleent, het verlenen van die bemiddeling niet een voor hem bijkomstige werkzaamheid is en hij zich daarbij doorgaans door niet meer dan twee andere personen laat bijstaan;
f.
als lid van de bemanning van een vissersvaartuig aanspraak heeft op een aandeel in de besomming, tenzij hij:
1°.
als zodanig tegen geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid is verzekerd bij het Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij; of
2°.
exploitant of mede-exploitant van het vaartuig is;
g.
zijn militaire dienstplicht of in plaats daarvan vervangende dienst vervult;
h.
degene, die als bestuurder werkzaam is ten behoeve van een coöperatie die met haar leden uitsluitend arbeidsovereenkomsten als bedoeld in
artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek sluit, indien hij lid is van de coöperatie en deze blijkens haar statuten en met inachtneming van de vereisten gesteld in het derde lid en krachtens het vierde lid kan worden beschouwd als een coöperatie met werknemerszelfbestuur.
2.
Het eerste lid, onderdeel a en b, blijft buiten toepassing, indien de in onderdeel a bedoelde overeenkomst rechtstreeks is aangegaan met een natuurlijk persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden.
3.
Een coöperatie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, dient te voldoen aan de vereisten, dat:
b.
het lidmaatschap van de coöperatie door ieder van de in onderdeel a bedoelde personen onder dezelfde voorwaarden kan worden verkregen en voorwaarden van geldelijke aard geen wezenlijke belemmering vormen voor de verkrijging van het lidmaatschap;
c.
de leden van de coöperatie ieder één stem hebben;
d.
de arbeidsvoorwaarden van de leden van de coöperatie niet wezenlijk verschillen van hetgeen gebruikelijk is in gelijksoortige ondernemingen in de desbetreffende sector;
e.
een lid van de coöperatie behoudens in geval van liquidatie van de coöperatie, bij beëindiging van zijn lidmaatschap ten hoogste aanspraak kan maken op het door hem uit hoofde van een geldelijke voorwaarde als bedoeld in onderdeel b, hetzij uit anderen hoofde aan de coöperatie betaalde bedrag, herrekend naar geldontwaarding.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waarbij de in het derde lid genoemde vereisten
b.
worden aangevuld met andere vereisten op grond waarvan de coöperatie kan worden beschouwd als een coöperatie met werknemerszelfbestuur.
5.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt onder zelfstandige verstaan de persoon die:
c.
directeur-grootaandeelhouder is als bedoeld in
artikel 6, eerste lid, onderdeel d, en het werk tot stand brengt uitsluitend voor rekening en risico van de onderneming van de rechtspersoon waarvan hij directeur-grootaandeelhouder is.
Artikel 5
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld, op grond waarvan eveneens als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die:
a.
als thuiswerker arbeid verricht;
b.
de in onderdeel a bedoelde persoon als hulp bij het verrichten van de arbeid bijstaat;
c.
als musicus of anderszins als artiest optreedt of als beroep een tak van sport beoefent; en
d.
tegen beloning persoonlijk arbeid verricht en wiens arbeidsverhouding niet reeds op grond van dit artikel en de
artikelen 3 en
4 als dienstbetrekking wordt beschouwd, doch hiermee maatschappelijk gelijk kan worden gesteld.
1.
Als dienstbetrekking wordt niet beschouwd de arbeidsverhouding van een persoon:
a.
die minister, staatssecretaris, commissaris van de Koning, burgemeester, Nationale ombudsman, substituut-ombudsman, lid van gedeputeerde staten, wethouder, voorzitter van een waterschap of de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is;
b.
die als vrijwilliger werkzaamheden verricht als politiebeambte, alsmede van degene die als vrijwilliger al dan niet tegen loon werkzaamheden verricht bij de brandweer;
c.
die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat;
d.
die directeur-grootaandeelhouder is;
2.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, wordt onder het verrichten van diensten ten behoeve van een huishouden mede verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden.
3.
Het eerste lid is alleen van toepassing op de aldaar bedoelde arbeidsverhoudingen.
4.
Door Onze Minister worden, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, regels gesteld omtrent hetgeen onder directeur-grootaandeelhouder, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt verstaan.
5.
Als dienstbetrekking wordt niet beschouwd de arbeidsverhouding van de overheidswerknemer, voor zover de overheidswerknemer als gevolg van de beëindiging van die arbeidsverhouding recht op wachtgeld heeft verkregen of verkrijgt. Onder wachtgeld als bedoeld in de eerste zin wordt verstaan: een wachtgeld in de zin van het
Rijkswachtgeldbesluit 1959 , zoals dat luidde op 31 december 2000, of een soortgelijke uitkering van een overheidswerknemer op grond van ontslag of werkloosheid alsmede een wachtgeld of daarmee gelijkgestelde uitkering in de zin van de bij of krachtens de
Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen, met uitzondering van een uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag of vrijwillig vervroegd uittreden.
1.
Een persoon wiens dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk is geëindigd, behoudt de hoedanigheid van werknemer, voor zover hij geen werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij op grond van deze wet niet als werknemer wordt beschouwd, behalve als die werkzaamheden worden aangemerkt als vrijwilligerswerk.
2.
In afwijking van het eerste lid behoudt een persoon de hoedanigheid van werknemer voor zover het aantal uren in een kalenderweek waarop hij werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep verricht niet hoger is dan het gemiddeld aantal uren per kalenderweek waarop hij deze werkzaamheden verrichtte in de 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan het moment waarop de werkzaamheden in dienstbetrekking, waaruit de werknemer werkloos is geworden, eindigden.
3.
Een persoon, wiens werknemerschap geheel of gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid, herkrijgt bij de volledige beëindiging van die werkzaamheden de hoedanigheid van werknemer, indien de werkzaamheden worden beëindigd binnen een periode die gelijk is aan de uitkeringsduur, dan wel binnen anderhalf jaar, indien de uitkeringsduur korter is dan anderhalf jaar.
4.
Een persoon, wiens werknemerschap geheel of gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, van een vertegenwoordigend orgaan van een publiekrechtelijk lichaam, dat bij rechtstreekse verkiezing wordt samengesteld, of van een algemeen bestuur van een waterschap, herkrijgt bij gehele of gedeeltelijke beëindiging van die werkzaamheden de hoedanigheid van werknemer, voor zover die beëindiging plaatsvindt binnen het tijdvak van de bij de aanvang van die werkzaamheden voor die persoon nog geldende uitkeringsduur krachtens deze wet.
5.
Een persoon, wiens werknemerschap geheel of gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden, waarvan hij op grond van deze wet niet als werknemer wordt beschouwd, niet zijnde werkzaamheden als bedoeld in het tweede of vierde lid, herkrijgt bij gehele of gedeeltelijke beëindiging van die werkzaamheden de hoedanigheid van werknemer.
6.
Bij ministeriële regeling worden nadere voorwaarden gesteld aan het aanmerken van werkzaamheden als vrijwilligerswerk als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 8a
Degene die op grond van de verplichte verzekering op grond van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering een uitkering ontvangt verliest de hoedanigheid van werknemer indien hij niet in Nederland woont.