1.
Het UWV laat, op zijn verzoek, tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering toe de persoon, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die op grond van het bepaalde bij of krachtens
artikel 3, tweede, vierde en vijfde lid, niet als werknemer wordt beschouwd, en
a.
wiens werknemerschap is geëindigd en die buiten Nederland woont, aldaar direct aansluitend op de beëindiging van zijn werknemerschap een dienstbetrekking vervult voor de duur van maximaal vijf jaar en wiens werkgever binnen Nederland woont of gevestigd is;
b.
die Nederlander is en die is uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken aan te wijzen organisaties voor ontwikkelingssamenwerking;
c.
die Nederlander is en die is uitgezonden om, in of buiten Nederland, werkzaamheden te verrichten voor een volkenrechtelijke organisatie, waarvan Nederland lid is dan wel waarvan de werkzaamheden door Nederland worden ondersteund;
d.
die in Nederland woont, en buiten Nederland een dienstbetrekking vervult; of
e.
die Nederlander is en buiten Nederland werkzaamheden verricht die worden bekostigd door het Rijk en die tevens in opdracht van het Rijk worden verricht in het kader van een wettelijke taakomschrijving of ter uitvoering van een internationaal verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen overeenkomst of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
2.
Het UWV laat, op zijn verzoek, tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering toe de persoon, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, wiens arbeidsverhouding op grond van
artikel 6, onderdeel c, niet als dienstbetrekking wordt beschouwd.
3.
Voorafgaand aan het vervullen van een dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de persoon gedurende een aaneengesloten periode van tenminste één jaar de hoedanigheid van werknemer te bezitten.
4.
Met de Nederlander, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c en e, wordt gelijkgesteld de persoon, die onderdaan is van één van de lidstaten van de Europese Gemeenschap of onderdaan is van een Staat, waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten, mits hij voor hij werd uitgezonden in Nederland woonde.
1.
Het verzoek om toelating tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering wordt ingediend bij het UWV.
2.
Het verzoek om toelating als bedoeld in het eerste lid moet worden ingediend:
3.
Het UWV is bevoegd te verklaren dat een verzoek om toelating tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering, ingediend na de ingevolge het tweede lid geldende termijn, tijdig is ingekomen, indien de persoon die het verzoek heeft gedaan, redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.
4.
De vrijwillige werkloosheidsverzekering vangt aan:
Artikel 55
Toelating van een persoon tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering vindt slechts plaats, indien hij zich tegelijkertijd vrijwillig verzekert op grond van de
Ziektewet . De in de eerste zin opgenomen verplichting is niet van toepassing indien betrokkene bij ziekte, zwangerschap of bevalling, recht heeft op loon dan wel bezoldiging.
Artikel 56
De persoon die is toegelaten tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering wordt voor de toepassing van deze wet voor de duur van die verzekering als werknemer beschouwd.
Artikel 56a
Het UWV beëindigt de vrijwillige werkloosheidsverzekering:
a.
op verzoek van de vrijwillig verzekerde met ingang van een door hem te bepalen datum;
d.
met ingang van de dag waarop de vrijwillig verzekerde verplicht verzekerd wordt ingevolge deze wet;
e.
indien de verschuldigde premie over een periode van twee volle kalendermaanden niet, niet volledig of niet-tijdig is betaald; of
f.
indien niet langer wordt voldaan aan andere vereisten voor toelating tot de vrijwillige verzekering, bedoeld in
artikel 53, eerste lid.
1.
De persoon, die om toelating tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering verzoekt, bepaalt bij de aanvang van de vrijwillige werkloosheidsverzekering de hoogte van het dagloon, met dien verstande dat dit niet meer kan bedragen dan:
b.
het loon of het inkomen dat hij in geval van werkloosheid naar het oordeel van het UWV derft.
2.
Voor de vaststelling van de hoogte van het recht op uitkering op grond van de vrijwillige werkloosheidsverzekering wordt, zonodig in afwijking van
artikel 1b, eerste lid, en de daarop berustende bepalingen, onder dagloon verstaan het in het eerste lid bedoelde dagloon.
Artikel 59
Het UWV stelt nadere regels met betrekking tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering. Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen met betrekking tot:
a.
de toelating tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering;
b.
het einde van de vrijwillige werkloosheidsverzekering;
Artikel 60
Voor zover bij of krachtens dit hoofdstuk niet anders is bepaald, zijn de overige artikelen van deze wet en de daarop berustende bepalingen, voor zoveel nodig, van overeenkomstige toepassing op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de betaling van de uitkering, de hoogte en de duur van de uitkering op grond van dit hoofdstuk.