1.
De artikelen 82, tweede lid, 82a, eerste lid, en 97c, zesde lid, zoals deze artikelen luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen , zijn niet van toepassing indien de dienstbetrekking is aangegaan voor 1 januari 2002.
2.
De artikelen 82, derde lid, 82a, tweede lid, en 97c, zevende lid, zoals deze artikelen luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen , zijn niet van toepassing indien de werknemer voor 1 januari 2002 zijn eigen arbeid of een andere functie bij dezelfde werkgever geheel of gedeeltelijk heeft hervat dan wel indien diens arbeidsplaats voor die datum is aangepast tot behoud, herstel of ter bevordering van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van die werknemer.
3.
Zo nodig in afwijking van de artikelen 82, tweede, derde en vierde lid, 82a, eerste, tweede en derde lid, of  97c, zesde, zevende en achtste lid, zoals deze artikelen luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen , kan het bedrag dat in mindering wordt gebracht op de door de werkgever verschuldigde premie en de premiekorting met betrekking tot het jaar 2002, in 2003 worden vastgesteld. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit lid nadere regels worden gesteld.
1.
Hoofdstuk IIA, Afdeling III, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de wet van 19 december 2003 tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met afschaffing van de vervolguitkering (Stb. 546), blijft van toepassing op een recht op uitkering:
a. waarvan de eerste werkloosheidsdag is gelegen voor 11 augustus 2003;
b. ontstaan als gevolg van eindiging van de dienstbetrekking door opzegging, indien de aanzegging van de opzegging heeft plaatsgevonden voor de in onderdeel a genoemde datum;
c. ontstaan als gevolg van ontbinding door de rechter van de dienstbetrekking, indien de datum waarop de ontbinding is uitgesproken is gelegen voor de in onderdeel a genoemde datum.
2.
De artikelen 48, 51 en 52, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wet, blijven van toepassing op de persoon:
a. die voor 11 augustus 2003 recht op uitkering op grond van deze wet had, welk recht eindigt of is geëindigd op grond van het verrichten van werkzaamheden als werknemer, en die terzake van de verrichte werkzaamheden op of na 11 augustus 2003 een nieuw recht op uitkering krijgt, tot aan het moment waarop dat eerste recht zonder toepassing van de artikelen 43 en 50 zou hebben geduurd;
b. op wie het eerste lid, onderdeel b of c van toepassing is, en wiens recht als bedoeld in dat lid eindigt of is geëindigd op grond van het verrichten van werkzaamheden als werknemer, en die terzake van de verrichte werkzaamheden op of na 11 augustus 2003 een nieuw recht op uitkering krijgt, tot aan het moment waarop dat eerste recht zonder toepassing van de artikelen 43 en 50 zou hebben geduurd.
3.
De artikelen 15, 35c, 52b, derde lid, en 52d, derde tot en met vijfde lid, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wet, blijven van toepassing op de in het eerste en tweede lid bedoelde rechten respectievelijk personen.
4.
Met opzegging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gelijkgesteld, ontslag als bedoeld in de artikelen 93 en 94 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of een overeenkomstige bepaling van een soortgelijke regeling.
1.
De artikelen 42 en 17b, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van de wet van 4 november 2004 tot wijziging van de Werkloosheidswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de vervanging van fictief arbeidsverleden door feitelijk arbeidsverleden en de beperking van het verzorgingsforfait Stb. 2004, 594, blijven van toepassing op een recht op uitkering waarbij de eerste werkloosheidsdag is gelegen voor of op die dag.
2.
In afwijking van de eerste zin van artikel 17b, tweede lid, worden voor de toepassing van artikel 17, aanhef en onderdeel b, onder 1°, niet reeds in aanmerking genomen kalenderjaren over de periode tot 1 januari 2005, waarin een persoon recht heeft op kinderbijslag op grond van artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet of een andere gezinsbijslag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166) voor een tot zijn huishouden behorend kind dat bij de aanvang van dat kalenderjaar de leeftijd van vijf jaar niet heeft bereikt, gelijkgesteld met, en worden dergelijke kalenderjaren over de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 voor drie kwart gelijkgesteld met, kalenderjaren waarin over 52 of meer dagen loon is ontvangen.
1.
De artikelen 17a, eerste lid, onderdeel c, 17b, eerste lid, onderdeel a, 19, eerste lid, onderdeel m, 28, derde lid, 76, eerste lid, en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van de wet van 23 december 2004 houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen, blijven van toepassing op de werknemer die voor de datum van inwerkingtreding van die wet:
a. een voor hem, naar het oordeel van het UWV, noodzakelijke opleiding of scholing volgt, of
b. een reïntegratie-uitkering als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, zoals dat artikel luidde op de dag voor de inwerkingtreding van de in de aanhef genoemde wet, ontvangt,
voor de duur van die opleiding of scholing respectievelijk die reïntegratie-uitkering.
2.
In afwijking van artikel 76a blijven artikel 130a en het daarop berustende Tijdelijk besluit proefplaatsing WW , zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van de wet van 23 december 2004 houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen, van toepassing op de werknemer die voor de datum van inwerkingtreding van die wet werkzaamheden verricht in het kader van het Tijdelijk besluit proefplaatsing WW , voor de duur van die werkzaamheden.
Artikel 130k
De artikelen 92, onderdelen g, h, en i, 93, onderdeel i, 97b, tweede lid, 97e, onderdeel j, en 97f, onderdeel i, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van de Wet van 28 april 2005 tot wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het tot stand brengen van een recht op langdurend zorgverlof en het aanbrengen van enkele verbeteringen (Stb. 274) blijven van toepassing voor de duur van de periode waarin op grond van artikel IXa van die wet recht bestaat op een financiële tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.
1.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4 van het Tijdelijk besluit preventieve inzet sectorfondsen van een werknemer als bedoeld in artikel 3 van dat besluit wordt vanaf 1 juli 2005 aangemerkt als een aanvraag om werkzaamheden waarmee de taak, bedoeld in artikel 72, eerste lid onderdeel b, wordt uitgevoerd.
2.
Een traject als bedoeld in artikel 4 van het Tijdelijk besluit preventieve inzet sectorfondsen dat is aangevangen voor 1 juli 2005 wordt vanaf die datum aangemerkt als een traject, bedoeld in artikel 72, eerste lid, onder b, met dien verstande dat de duur van het traject hierdoor niet wordt verlengd.
3.
De artikelen 72 en 72a, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van de wet van 16 juli 2005, houdende wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het preventief inzetten van reïntegratie-instrumenten, het opdragen van de reïntegratietaak aan overheidswerkgevers, het ondersteunen van WAO-herbeoordeelden bij scholing, het subsidiëren van scholing in het kader van de WAJONG en enkele andere wijzigingen in wetten die de reïntegratie-instrumenten betreffen (Stb. 382), blijven van toepassing op de persoon, die recht heeft op uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb en van wie de eerste werkloosheidsdag is gelegen voor 1 juli 2005.
4.
In afwijking van het derde lid is artikel 72a, vierde lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de in het derde lid genoemde wet, slechts van toepassing op door de overheidswerkgever gedane uitgaven die betrekking hebben op tot 1 juli 2006 verrichte activiteiten in verband met de inschakeling in het arbeidsproces van personen als bedoeld in artikel 78a.
Artikel 130m
Artikel 34 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van de artikelen VI en VII, van de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten, blijven van toepassing op de persoon wiens recht op uitkering op grond van deze wet is ontstaan voor de datum van inwerkingtreding van die artikelen, met betrekking tot die uitkering.
Artikel 130n
De periode waarbinnen de hoedanigheid van werknemer kan worden herkregen op grond van artikel 8, tweede lid, bedraagt ten hoogste 38 maanden voor de persoon die voor de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel BB, van de Wet wijziging WW-stelsel recht op uitkering op grond van deze wet had.
1.
De artikelen 15, 16, 17, 17a, 17b, 17c, 18, 19, 23, 24, 27, 28, 35c, 42, 43, 47, 52a tot en met 52i, 72, 72a, 76, 76a, 77a, 79, eerste lid, en 130 en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel J, van de Wet wijziging WW-stelsel blijven van toepassing met betrekking tot een recht op uitkering waarvan de eerste werkloosheidsdag is gelegen op of voor die dag.
2.
Indien dit een langere duur van het recht op uitkering ten gevolge heeft, blijven de artikelen 42, 43, 52g en 52h, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel BB, van de in het eerste lid genoemde wet, tot vijf jaar na die dag, van toepassing met betrekking tot het recht op uitkering van de persoon die op of voor die dag recht op uitkering op grond van deze wet had, welk recht eindigt of is geëindigd op grond van het verrichten van werkzaamheden als werknemer, en die ter zake van de verrichte werkzaamheden na die dag een nieuw recht op uitkering krijgt.
3.
De artikelen 16 en 31 en hoofdstuk IV en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, onder 1, van de in het eerste lid genoemde wet blijven van toepassing met betrekking tot een recht op uitkering waarvan de eerste dag van de periode, bedoeld in artikel 64, onderdeel a, zoals dat luidde op die dag, is gelegen op of voor die dag.
4.
De artikelen 20 en 35 zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel O, onder 1, van de in het eerste lid genoemde wet blijven van toepassing op een verlies van arbeidsuren dat heeft plaatsgevonden op of voor die dag zolang er sprake is van aftrek van arbeidsinkomsten op grond van artikel 35 zoals dat luidde op die dag.
5.
Het eerste lid is voor de toepassing van de artikelen 24 en 27 niet van toepassing met betrekking tot een herleving van het recht op uitkering die heeft plaatsgevonden op of na 1 oktober 2006.
Artikel 130p
Voor de toepassing van artikel 42b wordt bij de bepaling van de duur van een nieuw recht op uitkering met betrekking tot de persoon wiens eerdere recht is ontstaan voor 1 oktober 2006 voor «de duur van de verlengde uitkering, bedoeld in artikel 42, tweede lid, van het eerdere recht voor zover de werknemer hierover geen uitkering heeft ontvangen als gevolg van de eindiging van dat eerdere recht» gelezen: de resterende duur van het eerdere recht voor zover de werknemer hierover geen uitkering heeft ontvangen als gevolg van de eindiging van dat eerdere recht, verminderd met drie maanden.
Artikel 130q
De artikelen 19, 20, 27, 43 en 79, tweede lid, en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel EE, van de Wet wijziging WW-stelsel blijven van toepassing met betrekking tot een recht op uitkering van de persoon wiens eerste dag tot ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte is gelegen op of voor die dag.
1.
Artikel 64, vierde, zevende en negende lid, is niet van toepassing op het loon, bedoeld in dat artikel, over de weken die liggen voor de dag waarop de onderdelen V, X en Y van artikel XXVI van de Wet werk en zekerheid in werking zijn getreden.
2.
Artikel 64, vijfde, zesde en achtste lid, is niet van toepassing op het vakantiegeld en de vakantiebijslag, voor zover het deel van het jaar bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel c, ligt voor de dag waarop de onderdelen V, X en Y van artikel XXVI van de Wet werk en zekerheid in werking zijn getreden.
3.
Voor zover de uitkering, bedoeld in artikel 61a, betrekking heeft op de periode voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van de onderdelen V, X en Y van artikel XXVI van Wet werk en zekerheid, heeft de maximering, bedoeld in artikel 61a, eerste lid, geen plaats.
Artikel 130s
[Wijzigt deze wet.]
Artikel 130t
Hoofdstuk IV en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van de Wet van 6 december 2007 tot wijziging van hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet teneinde enkele vereenvoudigingen te realiseren en uitkering bij overlijden toe te voegen (Stb. 2007, 545) blijven van toepassing met betrekking tot een recht op uitkering waarvan de eerste dag van de periode, bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel a, is gelegen op of voor die dag doch op of na 1 oktober 2006.
1.
Artikel 78a vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2.
Artikel 78b vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 130x
Artikel 16, derde lid, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV blijft van toepassing op de werknemer, van wie de dienstbetrekking is geëindigd door ontbinding op verzoek van de werkgever en de datum van het verzoek tot ontbinding is gelegen voor de dag van inwerkingtreding van dit artikel van die wet.
1.
Op de werknemer die voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen O en P van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV met toestemming van het UWV werkzaamheden als bedoeld in artikel 77a, eerste lid, ging verrichten:
a. blijven artikel 35aa en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van die wet, van toepassing; en
b. is artikel 35ab niet van toepassing.
2.
Dit artikel vervalt 5 jaar na het tijdstip van zijn inwerkingtreding.
1.
Hoofdstuk II en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor de datum waarop artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid in werking is getreden, blijven van toepassing op een recht op uitkering waarvan de eerste werkloosheidsdag is gelegen voor de dag van die inwerkingtreding.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een recht op uitkering op grond van hoofdstuk II zoals dat hoofdstuk luidde op de dag voor de datum waarop artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid in werking is getreden, in afwijking van het eerste lid, door het UWV wordt omgezet in een recht op uitkering op grond van deze wet zoals deze komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid, met dien verstande dat de duur van de uitkering door omzetting niet wordt verkort en de omzetting niet eerder geschiedt dan een half jaar na inwerkingtreding van dit artikel.
1.
In afwijking van artikel 130z wordt indien een recht op uitkering op grond van hoofdstuk II, zoals dat hoofdstuk luidde op de dag voor de datum waarop artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid in werking is getreden, bestaat of na die inwerkingtreding herleeft en er bestaat of ontstaat een recht op uitkering op grond van deze wet zoals deze luidt na die inwerkingtreding, het eerstgenoemde recht door het UWV omgezet in een recht op uitkering op grond van deze wet zoals deze luidt na die inwerkingtreding, met dien verstande dat de duur van de uitkering door omzetting niet wordt verkort en na omzetting artikel 24 van deze wet en de daarop berustende bepalingen van toepassing blijven zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel H, van de Wet werk en zekerheid.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de omzetting, bedoeld in het eerste lid, waarbij wordt bepaald op welke wijze het dagloon wordt berekend bij die omzetting.
1.
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor de datum waarop artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid inwerking is getreden, blijven van toepassing op een recht op uitkering op grond van artikel 18 dat is ontstaan voor de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel C, van de Wet werk en zekerheid.
2.
Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
1.
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid, blijven van toepassing op een recht op uitkering op grond van hoofdstuk IV indien de dag vanaf welke een werkgever verkeert in een toestand als bedoeld in artikel 61 is gelegen voor de dag van inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdelen V, X en Y, van de Wet werk en zekerheid.
2.
Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
1.
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor de datum waarop artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid in werking is getreden, blijven van toepassing op een uitkering ontstaan voor inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel C, van de Wet werk en zekerheid indien de werkloosheid is ingetreden in verband met het verlenen van een ontheffing van het verbod de werktijd te verkorten krachtens artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en als gevolg daarvan een uitkering wordt ontvangen op grond van hoofdstuk II van deze wet.
2.
Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 130ee
Artikel 42b, eerste lid, vindt geen toepassing voor zover het eerdere recht was geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdelen a, b, c en d, zoals dat luidde op de dag voor de datum waarop artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid in werking is getreden en op grond van artikel 21, zoals dat luidde op de dag voor die inwerkingtreding, geen herleving zou plaatsvinden wegens het overschrijden van de in laatstgenoemd artikel bedoelde termijnen.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk II. De uitkering bij werkloosheid
+ Hoofdstuk III. De vrijwillige verzekering van uitkering bij werkloosheid
+ Hoofdstuk IV. Overneming van uit de dienstbetrekking voortvloeiende verplichtingen bij onmacht van de werkgever te betalen
+ Hoofdstuk V. Vervallen.
+ Hoofdstuk VI. Reïntegratiemaatregelen
+ Hoofdstuk VII. Verhaal
+ Hoofdstuk VIII. De uitvoeringsorganisatie
+ Hoofdstuk IX. Bepalingen van procedurele aard
+ Hoofdstuk X. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en beroep in cassatie
+ Hoofdstuk XA. Experimenten
- Hoofdstuk XB. Overgangsbepalingen
+ Hoofdstuk XI. Straf- en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht