Wet van 22 december 1982, tot afschaffing van het bedrag per kind in de vakantie-uitkering voor het overheidspersoneel
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de noodzaak van beperking van de collectieve uitgaven wenselijk is de aanspraak van het overheidspersoneel op het bedrag per kind in de vakantie-uitkering te doen vervallen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Belanghebbenden in de zin van deze wet zijn:
a.
personen voor wie de vaststelling der arbeidsvoorwaarden geschiedt bij wet of krachtens wet door Ons, dan wel onder Onze goedkeuring, en overige personen in overheidsdienst;
b.
personen in dienst van een onderwijsinstelling, als bedoeld in artikel B 2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet ( Stb. 1979, 679).
Artikel 2
Voor de toepassing van deze wet wordt onder bedrag per kind in de vakantie-uitkering verstaan het bedrag van de vermeerdering van de vakantie-uitkering voor elk kind waarvoor de ambtenaar kinderbijslag geniet, bedoeld in artikel 31 a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ( Stb. 1931, 248), dan wel hetgeen hiermede overeenkomt in de op een belanghebbende van toepassing zijnde rechtspositie- of bezoldigingsregeling.
Artikel 3
Bepalingen krachtens welke een belanghebbende aanspraak heeft op het bedrag per kind in de vakantie-uitkering vervallen.
Artikel 4
De berekening van een aan een belanghebbende toe te kennen financiƫle vergoeding, gratificatie of andere uitkering, waarbij ingevolge de ter zake van toepassing zijnde bepalingen het bedrag per kind in de vakantie-uitkering mede in aanmerking dient te worden genomen, geschiedt met inachtneming van het bepaalde in
artikel 3.
Artikel 5
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Gegeven te 's-Gravenhage, 22 december 1982
De Minister van Binnenlandse Zaken,
De Staatssecretaris van Defensie,
Uitgegeven de achtentwintigste december 1982
De Minister van Justitie,