1.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89 hoger beroep in te stellen.
2.
Tegen uitspraken, die niet zijn eindbeslissingen, kan slechts tegelijk met het beroep tegen laatstbedoelde hoger beroep worden in gesteld.
3.
Het hoger beroep schorst de beslissing waartegen het gericht is.
1.
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest; en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangbewijs wordt vermeld.
2.
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad in de zittingsplaats van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
3.
Het tegen een deel ener beslissing ingesteld beroep wordt geacht tegen de gehele beslissing gericht te zijn.
1.
Indien zich het geval bedoeld in het derde lid van artikel 91 voordoet, is de klager in eerste instantie bevoegd de oorspronkelijke klacht aan de raad voor te leggen binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn gesteld in het tweede lid van dat artikel.
2.
De zaak wordt op de gewone wijze behandeld.
3.
Tegen de uitspraak van de raad staat generlei voorziening open.
1.
Bij het beroepschrift wordt tenminste een afschrift daarvan overgelegd.
2.
De griffier tekent onverwijld de dag der ontvangst op het beroepschrift en de daarbij overgelegde afschriften aan.
3.
Hij vergelijkt het beroepschrift met de daarbij overgelegde afschriften en tekent deze, desnoods na verbetering, voor copie conform.
1.
Zij die in het geding in eerste aanleg partij geweest zijn, treden ook bij de behandeling in hoger beroep als zodanig op.
2.
Bij overlijden van de klager in eerste aanleg treden de gezamenlijke erfgenamen als partij op.
Artikel 102
In het geding in hoger beroep is appellant degene, die beroep heeft ingesteld en geïntimeerde de tegenpartij.
Artikel 103
De artikelen 37, 38, 39, 40 en 67 vinden overeenkomstige toepassing.
1.
Het beroepschrift houdt in:
a. de naam en de woonplaats van degene die hoger beroep instelt en, indien hij een vertegenwoordiger of gemachtigde heeft, ook van deze;
b. een duidelijke omschrijving van de door het gerecht genomen, met redenen omklede beslissing, bedoeld in artikel 89;
c. de gronden waarop het hoger beroep berust;
d. een bepaalde vordering; in zover terzake van de aangevallen handeling schadevergoeding gevorderd wordt, het bedrag.
2.
In het beroepschrift moet door de appellant tevens woonplaats gekozen worden in het Caribische deel van het Koninkrijk.
3.
Het beroepschrift moet zijn ondertekend door de appellant of diens vertegenwoordiger of gemachtigde, doch kan in de gevallen omschreven in artikel 1 van de Wet ambtelijke bijstand verzoekschriften BES worden ingediend door tussenkomst van de daarin bedoelde ambtenaren.
4.
De in te dienen beroepschriften worden opgemaakt overeenkomstig het model vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.
5.
In het geval bedoeld in het derde lid van artikel 91 is het in het eerste lid onder b. van dit artikel bepaalde niet van toepassing.
Artikel 105
De voorzitter van de raad wijst de inzender van een beroepschrift, die de voorschriften van de artikelen 100, eerste lid, of 104 niet in acht genomen heeft, op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit, dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.
1.
Degene, die niet binnen de door de voorzitter ingevolge het voorgaande artikel bepaalde termijn het door hem gepleegde verzuim heeft hersteld, kan, zonder dat een nader onderzoek vereist is, door de raad in zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard worden.
2.
De beschikking wordt in het openbaar uitgesproken.
1.
Is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond, dan kan, zonder dat een nader onderzoek door de raad vereist is, de voorzitter bij met redenen omklede beschikking het beroep niet-ontvankelijk of ongegrond verklaren.
2.
De beschikking wordt door de voorzitter in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
3.
De griffier zendt een afschrift van deze beschikking aan de inzender van het beroepschrift.
1.
Tegen de beschikking in het vorige artikel vermeld kan de inzender van het beroepschrift, met inachtneming van de onderscheidingen in artikel 98, eerste lid, gemaakt binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak dan wel van de toezending of van de terhandstelling, schriftelijk verzet doen bij de raad.
2.
De inzending van het verzet vindt plaats bij aangetekende brief. Artikel 4 vindt overeenkomstige toepassing.
3.
De griffier tekent onverwijld de dag van ontvangst aan op het geschrift waarbij verzet wordt gedaan.
4.
Tengevolge van dat verzet vervalt de beschikking, tenzij het verzet nietig of ongegrond wordt verklaard.
5.
Het voorschrift van artikel 104 omtrent de ondertekening van het beroepschrift wordt daarbij in acht genomen. Niet nakoming daarvan maakt het verzet nietig.
6.
Alvorens een verzet nietig te verklaren, stelt de raad degene die verzet heeft gedaan, in de gelegenheid binnen een bepaalde termijn het begane verzuim te herstellen.
7.
Is de raad van oordeel, dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, dan kan hij zonder nader onderzoek het verzet ongegrond verklaren, echter niet dan na degene die verzet heeft gedaan, in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord. Van tijd en plaats van het verhoor wordt de opposant ten minste veertien dagen tevoren kennisgegeven. Hij is niet verplicht te verschijnen.
8.
De beschikking tot nietigverklaring of ongegrondverklaring van een verzet is met redenen omkleed. Zij wordt in het openbaar uitgesproken. Het bepaalde in artikel 107, derde lid, is op die beschikking van toepassing. Een hogere voorziening staat daartegen niet open.
Artikel 109
Indien gedurende de loop van het geding mocht blijken, dat de voorzitter verzuimd heeft artikel 105 toe te passen, herstelt de raad alsnog dat verzuim. Het geding wordt alsdan, zo nodig, teruggebracht in de staat, waarin het zich bevond op het ogenblik, dat de voorzitter artikel 105 had behoren toe te passen. De artikelen 105, 106, 107 en 108 vinden in dat geval overeenkomstige toepassing.
1.
Wordt een ingesteld hoger beroep niet bij beschikking afgedaan, of is een beschikking ten gevolge van verzet vervallen, dan zendt de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift van ieder beroepschrift aan de andere partijen.
2.
In het in het eerste lid bedoelde geval doet de raad bovendien van het ingesteld beroep zo spoedig mogelijk mededeling aan het gerecht.
3.
De griffier van het gerecht zendt binnen drie dagen na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde mededeling afschriften van de stukken betreffende de aangevallen beschikking in ter griffier van de raad.
Artikel 111
De artikelen 48 en 49 vinden overeenkomstige toepassing.
1.
De raad doet alle op het geding betrekking hebbende stukken of gewaarmerkte afschriften daarvan ter griffie in de zittingsplaats van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba nederleggen ter kosteloze inzage van partijen, haar vertegenwoordigers, gemachtigden en raadslieden.
2.
Van de nederlegging geeft de griffier zo spoedig mogelijk aan partijen kennis. Zodanige kennisgeving behoeft tijdens het geding niet meer te geschieden, ook al worden andere stukken of bijlagen ter inzage nedergelegd.
3.
Partijen, haar vertegenwoordigers, gemachtigden en raadslieden kunnen op hun kosten van de processtukken afschrift nemen.
1.
Geïntimeerden kunnen naar aanleiding van ieder haar toegezonden beroepschrift binnen drie weken na de dagtekening van het bewijs van verzending bij de raad een contra-memorie indienen.
2.
De voorzitter kan deze termijn op verzoek van de betrokken geïntimeerde verlengen. De leden 3 tot en met 6 van artikel 51 vinden overeenkomstige toepassing.
1.
Het administratief orgaan dat als geïntimeerde optreedt zendt tegelijk met de contra-memorie in artikel 113 bedoeld, althans uiterlijk binnen de termijn gesteld in het eerste lid van het vorige artikel alle zich onder zijn berusting bevindende tot de zaak betrekkelijke stukken, met uitzondering alleen van de zodanige tegen welker inzending het openbaar belang zich bepaaldelijk verzet, in ter griffie van de raad. Ingezonden worden hetzij de oorspronkelijke stukken, hetzij gewaarmerkte afschriften. Op verzoek van de betrokken geïntimeerde kan de voorzitter van de raad de in de eerste volzin vermelde termijn verlengen.
2.
Voor zover nodig neemt de voorzitter maatregelen ter verzekering van de geheimhouding.
3.
Ambtenaren als partij in een geding of in welke hoedanigheid ook ter zitting verschijnende of optredende, mogen mondeling noch schriftelijk mededeling doen uit of omtrent stukken, die ingevolge het bepaalde in het eerste lid niet mogen worden overgelegd.
1.
De voorzitter is bevoegd aan het administratief orgaan hetwelk partij in het geding is, en aan andere administratieve organen te vragen binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk inlichtingen te verschaffen en onder hen berustende of te hunner beschikking staande stukken, voor zover deze laatste niet reeds onder artikel 114 vallen, en voorwerpen in te zenden.
De stukken kunnen in gewaarmerkt afschrift worden ingezonden.
2.
Indien het openbaar belang zulks bepaaldelijk vordert, kunnen de administratieve organen het verschaffen van bepaalde inlichtingen of de inzending van bepaalde stukken en voorwerpen weigeren.
3.
Het tweede en het derde lid van artikel 114 vinden overeenkomstige toepassing.
Artikel 116
De bevoegdheid omschreven in artikel 54 wordt door de voorzitter uitgeoefend.
Artikel 117
Artikel 55 vindt overeenkomstige toepassing.
Artikel 118
De artikelen 56, 57, 58, 59, 60 en 61 vinden overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat door de voorzitter worden uitgeoefend de bevoegdheden omschreven in artikel 60 en de tweede zin van het derde lid van artikel 61.
Artikel 119
In hoger beroep vinden de artikelen 62 tot en met 79 overeenkomstige toepassing met inachtneming van het bepaalde bij het volgend artikel.
1.
De zitting wordt door de voorzitter geopend, geleid en gesloten. Hij handhaaft de orde op de zitting.
2.
Het ondervragen en het horen van partijen, getuigen en deskundigen, alsmede de beëdiging geschieden door de voorzitter. Hij stelt de overige leden van de raad in de gelegenheid bedoelde personen vragen te stellen.
3.
Het stellen van vragen door de partij aan de tegenpartij, of aan getuigen en deskundigen geschiedt door tussenkomst van de voorzitter. Hij verleent partijen op haar verzoek het woord.
4.
Alle beslissingen van de raad in de loop of na de beëindiging van het onderzoek worden door de voorzitter uitgesproken of ter zitting aan partijen medegedeeld.
5.
Het proces-verbaal van het behandelde ter zitting wordt door de voorzitter en de griffier die op de zitting dienst gedaan heeft, ondertekend. Bij verhindering van een hunner wordt de reden daarvan in het proces-verbaal vermeld en wordt, voor zoveel de voorzitter betreft, het proces-verbaal ondertekend door een der leden die over de zaak gezeten hebben, naar rang van benoeming.
Artikel 121
In hoger beroep vinden de artikelen 80 en 81 overeenkomstige toepassing.
1.
De raad beraadslaagt en beslist in raadkamer en grondt de beslissing zowel op het onderzoek op de zitting in hoger beroep als op het onderzoek in eerste aanleg, zoals dit volgens het proces-verbaal dier zitting heeft plaats gehad en op die stukken, ten aanzien waarvan de voorschriften van de artikelen 112 en 124, vierde lid, zijn toegepast.
2.
De raad beslist zo spoedig mogelijk na het sluiten van het onderzoek.
1.
In alle zaken zal de voorzitter hoofdelijk omvraag doen, beginnende bij het jongste lid.
2.
Zelf brengt hij het laatst zijn advies uit.
3.
Ieder lid is verplicht aan de stemming deel te nemen.
4.
Een afwezig lid kan zijn advies niet door een der aanwezigen doen voordragen of het schriftelijk uitbrengen.
5.
Alle beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen.
6.
Wanneer meer dan twee verschillende gevoelens zijn geuit, wordt beslist in de zin, die het meest overeenkomt met het gevoelen der meerderheid.
1.
Blijkt tijdens de behandeling in raadkamer, dat het onderzoek niet volledig is geweest, dan kan de raad bij met redenen omkleed bevel gelasten, dat op een daarbij aangewezen of nader door de voorzitter vast te stellen zitting het onderzoek wordt hervat.
2.
Het bevel wijst aan de getuigen of deskundigen, van wie het verhoor en omschrijft de bescheiden, waarvan de behandeling op de zitting door de raad nodig wordt geacht.
3.
De getuigen of deskundigen wier verhoor is gelast, worden door de griffier opgeroepen en ten aanzien van de bescheiden in het bevel omschreven wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 50, eerste en tweede lid en 55, tweede lid.
4.
Van de dag, uur en plaats waarop de zitting zal worden gehouden geeft de griffier aan partijen kennis. Deze dag wordt zodanig bepaald, dat de zitting niet wordt gehouden dan nadat gedurende tenminste zes dagen alle op het beroep betrekking hebbende stukken op de door de raad aangewezen plaats zijn nedergelegd ter kosteloze inzage van partijen.
1.
De uitspraak van de raad betreft de beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), door de vorderingen der partijen aan zijn oordeel onderworpen.
2.
De uitspraak geschiedt in het openbaar door de voorzitter of, bij diens verhindering, door een der leden die over de zaak hebben geoordeeld, naar rang van benoeming. Hiervan wordt in de uitspraak melding gemaakt.
1.
De raad bevestigd de uitspraak, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden of doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging daarvan, hetgeen het gerecht had behoren te doen.
2.
Bij de uitspraak kan de aangevallen beslissing gewijzigd worden, ook ten nadele van degene, die daartegen in beroep kwam.
3.
In het geval bedoeld in het eerste lid van artikel 99 beslist de raad over de oorspronkelijke klacht.
1.
Wanneer het gerecht de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar heeft uitgesproken en de raad deze uitspraak vernietigd met ontvankelijkverklaring van het bezwaar, wordt de zaak naar het gerecht teruggewezen om te worden hervat in de stand, waarin zij zich bevond.
2.
De griffier van de raad zendt de processtukken, onder bijvoeging van een afschrift der beslissing, zo spoedig mogelijk in ter griffie van het gerecht.
3.
De rechter bepaalt de dag, uur en plaats voor de behandeling.
4.
De griffier geeft hiervan kennis aan de partijen.
1.
De voorzitter geeft voor het bij de uitspraak vastgestelde bedrag der schadevergoeding een bevelschrift van tenuitvoerlegging af.
2.
Hij geeft ook voor het bedrag der bij de uitspraak vastgestelde geldelijke aanspraak een bevelschrift van tenuitvoerlegging af.
Artikel 129
De uitspraken zijn gedagtekend en behelzen:
a. de namen en woonplaatsen der partijen en van haar vertegenwoordigers en gemachtigden;
b. de gronden der uitspraak, zo wat de daadzaken als wat het rechtspunt aangaat;
c. een stellige beslissing;
d. de namen van hen die als voorzitter en als leden over de zaak hebben geoordeeld.
Artikel 130
De uitspraak wordt door de voorzitter en de griffier die in raadkamer tegenwoordig is geweest, ondertekend. Bij verhindering van een hunner wordt de reden daarvan in de uitspraak vermeld en wordt, voor zoveel de voorzitter betreft, de uitspraak ondertekend door een der leden die over de zaak hebben geoordeeld, naar rang van benoeming.
Artikel 131
In geen geval mag de uitspraak later dan drie weken na het sluiten van het onderzoek plaats hebben.
Artikel 132
De artikelen 92 en 93 vinden overeenkomstige toepassing.
Inhoudsopgave
+ Titel I. Algemene bepalingen
+ Titel II. Het gerecht en de raad van beroep in ambtenarenzaken
+ Titel III. Procedure op bezwaarschriften
- Titel IV
+ Titel V. Herziening
+ Titel VI. Straf- en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht