Wet van 4 december 2008, houdende de Wet ambulancezorg
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels vast te stellen inzake de organisatie van de ambulancezorg;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b.
ambulance: een in het bijzonder voor het vervoer van zieken of gewonden ingericht motorvoertuig;
c.
ambulancezorg: zorg, erop gericht een zieke of gewonde ter zake van zijn aandoening of letsel hulp te verlenen en per ambulance te vervoeren;
d.
Regionale Ambulancevoorziening: de rechtspersoon waaraan krachtens
artikel 3 een vergunning is verleend;
2.
Deze wet is niet van toepassing op ambulancezorg met gebruikmaking van militaire ambulances.
2.
Onze Minister stelt bij ministeriële regeling de gebieden vast, waarin naar zijn mening een standplaats van een ambulance zou moeten zijn gevestigd.
3.
De in het tweede lid bedoelde regeling geldt telkens voor vier jaar.
a.
het instandhouden van een meldkamer;
b.
het daadwerkelijk verlenen of doen verlenen van ambulancezorg.
1.
Onze Minister stelt bij ministeriële regeling eisen vast waaraan de ambulancezorg moet voldoen. De eisen kunnen per regio verschillen.
2.
De eisen worden telkens na vier jaar geactualiseerd en hebben in ieder geval betrekking op:
a.
de personele, materiële en organisatorische voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het op verantwoorde wijze verrichten van ambulancezorg;
b.
de standplaatsen van ambulances;
c.
de afstemming op de ambulancezorg in naburige regio’s;
d.
de samenwerking met andere zorginstellingen in de betrokken regio;
e.
de uitvoering van de taken in het kader van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;
f.
de kosten van de ambulancezorg.
3.
Onze Minister verzoekt het bestuur van het openbaar lichaam dat op de voet van
artikel 4, eerste lid, van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen voor de desbetreffende regio is ingesteld, eisen vast te stellen waaraan de vergunninghouder dient te voldoen ten aanzien van de meldkamer ambulancezorg. Deze eisen hebben betrekking op de voorbereiding en het daadwerkelijk optreden in het kader van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Deze eisen waarborgen ook een goede dagelijkse samenwerking met de politie en de brandweer.
4.
Voordat Onze Minister de eisen of een wijziging daarvan vaststelt, vraagt hij ter zake advies aan de in de desbetreffende regio werkzame zorgverzekeraars in de zin van de Zorgverzekeringswet, alsmede aan het bestuur van het in het derde lid bedoelde openbaar lichaam. Indien sprake is van een gezamenlijk en eenduidig advies, neemt Onze Minister dit advies over, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Indien Onze Minister het advies niet overneemt, deelt hij dit onverwijld en beargumenteerd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal mee.
5.
De aanvrager van een vergunning dient bij Onze Minister een plan in, dat aangeeft op welke wijze aan de eisen zal worden voldaan.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de vergunningverlening plaatsvindt.
1.
Onze Minister stelt, alvorens over de vergunningaanvraag te beslissen, de in de betrokken regio werkzame zorgverzekeraars in de zin van de
Zorgverzekeringswet in de gelegenheid hun zienswijze te geven. Het bestuur van het openbaar lichaam dat op de voet van
artikel 4, eerste lid, van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen is ingesteld voor de regio waarvoor de vergunning wordt gevraagd, wordt door de Minister in de gelegenheid gesteld een zwaarwegend advies te geven, alvorens de Minister over de vergunningaanvraag beslist.
a.
de voor de betrokken regio vastgestelde eisen;
b.
de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde beleidsuitgangspunten.
3.
Onze Minister kan aan de vergunning beperkingen stellen en voorschriften verbinden. Hij kan na de vergunningverlening de beperkingen en voorschriften wijzigen en nieuwe beperkingen en voorschriften vaststellen.
4.
Een Regionale Ambulancevoorziening voldoet aan de eisen, bedoeld in
artikel 4.
5.
Onze Minister vergelijkt tweejaarlijks de Regionale Ambulancevoorzieningen onderling met betrekking tot de wijze waarop zij aan de eisen voldoen.
6.
Onze Minister kan de vergunning intrekken indien:
a.
de Regionale Ambulancevoorziening daarom verzoekt;
b.
de Regionale Ambulancevoorziening niet meer aan de krachtens
artikel 4 vastgestelde eisen voldoet dan wel de voorschriften of beperkingen niet in acht neemt.
7.
Indien in een regio geen rechtspersoon is waaraan Onze Minister een vergunning kan verlenen, richt hij zelf zodanige rechtspersoon op.
8.
Van de verlening of intrekking van een vergunning doet onze Minister mededeling in de Staatscourant.
1.
Het is aan anderen dan de Regionale Ambulancevoorziening verboden ambulancezorg te verrichten.
2.
Het eerste lid geldt niet voor degenen die krachtens enige overeenkomst met een Regionale Ambulancevoorziening ambulancezorg verrichten.
3.
Het is verboden daadwerkelijk ambulancezorg te verlenen zonder opdracht van een meldkamer.
Artikel 9 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Op elke aanvraag om ambulancezorg beslist de meldkamer van de regio waarbinnen de aangevraagde zorg aanvangt, of ambulancezorg nodig is, alsmede door wie en op welke wijze deze zal worden verleend. Indien de meldkamer besluit dat de ambulancezorg wordt verleend door middel van een ambulance waarvan de standplaats zich in een andere regio bevindt, geeft hij na het verstrekken van de opdracht daarvan bericht aan de meldkamer van die regio.
Artikel 10 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inschakeling bij de hulpverlening aan of het vervoer van zieken en gewonden van andere vervoermiddelen dan ambulances. Voor zover bij deze maatregel niet anders wordt bepaald, is het bij of krachtens deze wet bepaalde van overeenkomstige toepassing.
1.
De
Wet ambulancevervoer wordt ingetrokken.
2.
Artikel 12a van de Wet ambulancevervoer zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op de afwikkeling van aanvragen om een subsidie als in
dat artikel bedoeld, ingediend vóór bovenbedoeld tijdstip.
’s-Gravenhage, 4 december 2008
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ,
Uitgegeven de negentiende februari 2009
De Minister van Justitie ,