a.
het dagelijks bestuur van een waterschap, voor zover het betreft geografische objecten die onderdeel zijn van oppervlaktewateren, waterkeringen en kunstwerken, waarvoor een legger als bedoeld in
artikel 5.1 van de Waterwet is vastgesteld, alsmede de daartoe behorende terreinen en de wegen die in beheer zijn bij een waterschap;
b.
gedeputeerde staten van de provincie, voor zover het betreft geografische objecten die onderdeel zijn van wegen, spoorwegen, oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen, kunstwerken en de daartoe behorende terreinen die in beheer zijn bij de provincie;
c.
Onze Minister, voor zover het betreft geografische objecten die onderdeel zijn van wegen, oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen, kunstwerken en de daartoe behorende terreinen die in beheer zijn bij het Rijk;
d.
de beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur als bedoeld in
artikel 1, onder h, van de Spoorwegwet, voor zover het betreft geografische objecten die onderdeel zijn van spoorwegen, kunstwerken en de daartoe behorende terreinen waarover deze het beheer voert;
f.
Onze Minister van Defensie, voor zover het betreft geografische objecten die onderdeel zijn van defensieterrein, alsmede de basislijn;
g.
burgemeester en wethouders van de gemeente, voor zover het betreft geografische objecten:
2°.
gesitueerd in het gebied buiten de bebouwde kom en die onderdeel zijn van gebouwen met de bijbehorende erven, alsmede van wegen en kunstwerken en de daartoe behorende terreinen die in beheer zijn bij de gemeente, alsmede van spoorwegen waarvoor op grond van de onderdelen a tot en met f niet een andere bronhouder verantwoordelijk is.
2.
Voor een geografisch object als bedoeld in
artikel 7, tweede lid, onderdeel o, bepalen bronhouders van de daaraan grenzende geografische objecten in onderlinge overeenstemming door wie de bijhouding, bedoeld in
artikel 11, geschiedt.
Artikel 11
De bronhouder draagt zorg voor het bijhouden van de geografische gegevens in de basisregistratie grootschalige topografie door levering van de gegevens, bedoeld in de
artikelen 7, tweede en derde lid, en
8 aan de Dienst.
Artikel 12
De bronhouder draagt zorg voor afstemming met een andere bronhouder over de begrenzing en de onderlinge aansluiting van de geografische objecten, voor zover dat nodig is om overlap van die objecten te voorkomen en om een landsdekkend topografisch bestand te waarborgen.
Artikel 13
Bij het leveren van een geografisch gegeven, bedoeld in
artikel 11, draagt de bronhouder er zorg voor dat het geografische gegeven voldoet aan de kwaliteitseisen, gesteld in de catalogus.
Artikel 14
De bronhouder draagt er zorg voor dat een in de basisregistratie grootschalige topografie weergegeven geografisch object in overeenstemming is met de fysieke werkelijkheid, binnen de regels ten aanzien van actualiteit die daarover in de catalogus worden gesteld.
1.
De levering van een geografisch gegeven door de bronhouder geschiedt langs elektronische weg.
2.
Bij het leveren van een geografisch gegeven, bedoeld in het eerste lid, neemt de bronhouder in acht de beschrijving van het elektronisch berichtenverkeer, bedoeld in
artikel 20, eerste lid.
3.
Indien bij de bijhouding van een geografisch gegeven meerdere bronhouders betrokken zijn, dan leveren de bronhouders dat gegeven gezamenlijk aan de Dienst. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.
1.
Onze Minister kan, indien dat in het belang van een goede registratie geboden is, aan bronhouders een aanwijzing geven ter zake van:
a.
de toebedeling van een afzonderlijk geografisch object aan de verantwoordelijkheid van een bronhouder, overeenkomstig
artikel 10;
b.
de onderlinge begrenzing van geografische objecten, indien de betrokken bronhouders daarover overeenkomstig
artikel 12 niet tot overeenstemming kunnen komen.
2.
De aanwijzing wordt slechts gegeven nadat ter zake met de betrokken bronhouders overleg is gepleegd. Tegen de aanwijzing kan geen beroep worden ingesteld.
Artikel 17
De Dienst draagt zorg voor een goede beschikbaarheid, werking en beveiliging van de basisregistratie grootschalige topografie en het register, bedoeld in
artikel 27, derde lid, door middel van een daartoe strekkende voorziening.
1.
De Dienst draagt zorg voor het verwerken van een door de bronhouder op grond van
artikel 11 aan hem geleverd geografisch gegeven in de basisregistratie grootschalige topografie.
2.
Het verwerken, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats binnen vier werkdagen na ontvangst van het betreffende geografisch gegeven.
Artikel 19
De Dienst draagt er zorg voor dat de weergave van een krachtens deze wet in de basisregistratie grootschalige topografie opgenomen geografisch gegeven overeenstemt met het overeenkomstig
artikel 15 door de bronhouder geleverde geografisch gegeven.