1.
Persoonsgegevens die aan een verwerking worden onderworpen of die bestemd zijn om na hun doorgifte te worden verwerkt, worden slechts naar een land buiten de Europese Unie doorgegeven indien, onverminderd de naleving van de wet, dat land een passend beschermingsniveau waarborgt.
2.
In afwijking van het eerste lid kunnen persoonsgegevens die aan een verwerking worden onderworpen of die zijn bestemd om na hun doorgifte te worden verwerkt naar een land buiten de Europese Unie worden doorgegeven, indien dat land partij is bij de op 2 mei 1992 te Oporto totstandgekomen Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132), tenzij uit een besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie voortvloeit dat deze doorgifte is beperkt of verboden.
3.
Het passend karakter van het beschermingsniveau wordt beoordeeld gelet op de omstandigheden die op de doorgifte van gegevens of op een categorie gegevensdoorgiften van invloed zijn. In het bijzonder wordt rekening gehouden met de aard van de gegevens, met het doeleinde of de doeleinden en met de duur van de voorgenomen verwerking of verwerkingen, het land van herkomst en het land van eindbestemming, de algemene en sectoriële rechtsregels die in het betrokken derde land gelden, alsmede de regels van het beroepsleven en de veiligheidsmaatregelen die in die landen worden nageleefd.
1.
In afwijking van
artikel 76 kan een doorgifte of een categorie van doorgiften van persoonsgegevens naar een derde land dat geen waarborgen biedt voor een passend beschermingsniveau, plaatsvinden indien:
a.
de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven;
b.
de doorgifte noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst tussen de betrokkene en de verantwoordelijke, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst;
c.
de doorgifte noodzakelijk is voor de sluiting of uitvoering van een in het belang van de betrokkene tussen de verantwoordelijke en een derde gesloten of te sluiten overeenkomst;
d.
de doorgifte noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang, of voor de vaststelling, de uitvoering of de verdediging in rechte van enig recht;
e.
de doorgifte noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene, of
f.
de doorgifte geschiedt vanuit een register dat bij wettelijk voorschrift is ingesteld en dat door een ieder dan wel door iedere persoon die zich op een gerechtvaardigd belang kan beroepen, kan worden geraadpleegd, voor zover in het betrokken geval is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor raadpleging;
g.
gebruik wordt gemaakt van een modelcontract als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281).
2.
In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister, gehoord het College, een vergunning geven voor een doorgifte of een categorie doorgiften van persoonsgegevens naar een derde land dat geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt. Aan de vergunning worden de nadere voorschriften verbonden die nodig zijn om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de fundamentele rechten en vrijheden van personen, alsmede de uitoefening van de daarmee verband houdende rechten te waarborgen.
1.
Onze Minister stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van:
a.
de gevallen waarin, naar zijn oordeel, een derde land geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt in de zin van
artikel 76, eerste lid, en
2.
Indien zulks voortvloeit uit een besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie, bepaalt Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling of bij besluit dat:
a.
de doorgifte naar een land buiten de Europese Unie is verboden, of,
3.
Aan een derde land, waarvan de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie heeft vastgesteld dat het waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt kunnen, onverminderd het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, persoonsgegevens worden doorgegeven.
4.
In afwijking van het derde lid kan de doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land waarvan de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie heeft vastgesteld dat het waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt, door Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling of bij besluit, gehoord het College, worden opgeschort, teneinde personen bij de verwerking van persoonsgegevens te beschermen in de gevallen waarin:
a.
een bevoegde autoriteit in het derde land tot de conclusie is gekomen dat de desbetreffende ontvanger in strijd met de toepasselijke normen voor gegevensbescherming handelt;
b.
het zeer waarschijnlijk is dat niet aan de normen voor gegevensbescherming wordt voldaan, er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de bevoegde autoriteit in het derde land niet tijdig passende maatregelen neemt of zal nemen om het desbetreffende probleem op te lossen, de voortzetting van de doorgifte een dreigend gevaar voor ernstige schade aan de betrokkene inhoudt en het College voldoende inspanningen heeft geleverd om de in het derde land gevestigde verantwoordelijke in kennis te stellen van zijn bevindingen en hem gelegenheid heeft geboden op die bevindingen te reageren.
5.
De ministeriële regeling, onderscheidenlijk het besluit, bedoeld in het vierde lid, blijft van kracht tot vaststaat dat de normen voor gegevensverwerking worden nageleefd en het College daarvan in kennis is gesteld door de desbetreffende bevoegde autoriteit, in een geval als bedoeld in het vierde lid, onder a, dan wel het College dit heeft vastgesteld in een geval als bedoeld in het vierde lid, onder b. Het College brengt zijn bevindingen ter kennis van Onze Minister van Justitie.
6.
De in het eerste lid, onder a en b, bedoelde kennisgevingen worden gepubliceerd in de Staatscourant.