Wet van 5 juni 1985, houdende deelneming van het Rijk aan een gemeenschappelijke regeling voor het Natuur- en Recreatiegebied De Grevelingen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat het Rijk deelneemt aan een gemeenschappelijke regeling ter behartiging in onderlinge samenhang van de belangen van natuur, landschap en openluchtrecreatie in het gebied van De Grevelingen, en dat het ingevolge artikel 41, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen noodzakelijk is de deelneming door het Rijk aan zulk een regeling alsmede de gevolgen daarvan bij wet te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Het Rijk neemt deel aan de gemeenschappelijke regeling waarbij een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, genaamd Natuur- en Recreatiegebied De Grevelingen - verder te noemen het lichaam - wordt gevormd.
Artikel 2
Uittreding door het Rijk uit de in
artikel 1 bedoelde gemeenschappelijke regeling alsmede medewerking door het Rijk aan de opheffing daarvan geschiedt bij een wet, die mede de gevolgen hiervan regelt.
Artikel 3
De kosten van het tot stand brengen van de algemene voorzieningen in het gebied waarop de in
artikel 1 bedoelde gemeenschappelijke regeling van toepassing is komen ten laste van het Rijk.
Artikel 4
Een nadelig saldo der rekening van baten en lasten van het lichaam komt voor 60 procent ten laste van het Rijk.
Artikel 5
Deze wet kan worden aangehaald als "Wet deelneming Grevelingen".
Gegeven te 's-Gravenhage, 5 juni 1985
De Minister van Landbouw en Visserij,
De Minister van Financiƫn,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Uitgegeven de vijfentwintigste juli 1985
De Minister van Justitie a.i.,