a.
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, Onze Minister van Economische Zaken;
3º.
een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in
artikel 1.3.3;
tenzij anders blijkt;
c.
openbare instelling: een instelling in stand gehouden door een gemeente dan wel door een openbaar lichaam, ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de
Wet gemeenschappelijke regelingen , waarin deelnemen een of meer gemeenten, al dan niet te zamen met een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid;
f.
onderwijs: educatie en beroepsonderwijs;
o.
examinering: het nemen van beslissingen over inhoud en niveau van examens van een beroepsopleiding, procedures en voorwaarden waaronder examens worden afgenomen, alsmede het vaststellen van de uitslag van examens. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op examens van de afzonderlijke leerwegen van een opleiding indien Onze Minister ingevolge
artikel 7.2.4, tweede lid, heeft besloten dat een opleiding zowel in de beroepsopleidende als in de beroepsbegeleidende leerweg kan worden verzorgd, alsmede op een opleiding educatie;
q.
volwassene: een in Nederland woonachtige van 18 jaren of ouder;
r.
studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het daarop volgend jaar;
s.
inspectie: de inspectie, bedoeld in de
Wet op het onderwijstoezicht ;
t1.
kwalificatiedossier: een document waarin een of meer kwalificaties zijn beschreven;
t2.
opleidingsdomein: een samenhangend geheel van kwalificatiedossiers die zijn gericht op en van belang zijn voor eenzelfde bedrijfstak of groep van bedrijfstakken;
v1.
college van bestuur van een bijzondere instelling: het orgaan van de instelling dat als zodanig in de statuten is aangewezen;
1.
wat een openbare instelling betreft: het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit wenselijk oordeelt, met inachtneming van door hem te stellen regelen, dan wel het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan;
2.
wat een bijzondere instelling betreft: het college van bestuur, of indien
artikel 9.1.8 is toegepast, het bestuur van de rechtspersoon waarvan de instelling uitgaat;
3.
wat een instelling als bedoeld in de
artikelen 1.4.1 dan wel
1.4a.1 betreft: het bestuur van de rechtspersoon waarvan de instelling uitgaat, dan wel de natuurlijke persoon die de instelling in stand houdt;
4.
wat een exameninstelling als bedoeld in
artikel 1.6.1 betreft: het bestuur van de rechtspersoon waarvan de instelling uitgaat;
1.
de benoemde docenten, en overig personeel dat is benoemd aan de instelling;
2.
het onder a bedoelde personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld aan de instelling, tenzij het betreft de toepassing van de
artikelen 3.1.2,
3.2.1,
3.3.1,
4.1.1,
4.1.2 en
4.1.3, en de toepassing van daarmee verband houdende wettelijke bepalingen;
ee.
ondernemingsraad: een ondernemingsraad als bedoeld in de
Wet op de ondernemingsraden .