1.
De financiële middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds worden verkregen door het heffen van de basispremie, bedoeld in artikel 36, de quotumheffing, bedoeld in artikel 38h, en door een bijdrage van het rijk als bedoeld in artikel 114, onderdeel f.
2.
De financiële middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van de Werkhervattingskas worden verkregen door het heffen van de in artikel 38 bedoelde gedifferentieerde premie.
1.
De premie is verschuldigd door werkgevers in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en bestaat uit een basispremie en een gedifferentieerde premie.
2.
In afwijking van artikel 20 kan de werkgever de met betrekking tot een werknemer door hem verschuldigde gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38, verhalen op de werknemer onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden tot een bij die regeling nader te bepalen bedrag, dat ten hoogste de helft van de door de werkgever verschuldigde premie kan bedragen.
3.
De quotumheffing is verschuldigd door werkgevers in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen .
4.
De quotumheffing is niet verschuldigd indien in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarover de quotumheffing wordt geheven, de werkgever minder dan 25 vermenigvuldigd met het gemiddeld aantal verloonde uren per werknemer op jaarbasis in Nederland aan verloonde uren als bedoeld in artikel 38b, vierde lid, in de loonaangifte op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft verantwoord.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën werknemers worden aangewezen ten aanzien waarvan de verloonde uren bij de toepassing van het vierde lid in mindering worden gebracht op het totaal aantal verloonde uren die de werkgever in de loonaangifte heeft verantwoord.
6.
Indien de quotumheffing op grond van het vierde lid zou zijn verschuldigd maar in het kalenderjaar waarover de quotumheffing wordt geheven blijkt dat de werkgever minder dan 25 vermenigvuldigd met het gemiddeld aantal verloonde uren per werknemer op jaarbasis in Nederland aan verloonde uren als bedoeld in artikel 38b, vierde lid, in de loonaangifte op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft verantwoord, is de quotumheffing niet verschuldigd.
7.
De voor de toepassing van het vierde en zesde lid in aanmerking te nemen verloonde uren worden vastgesteld op grond van de loonaangiften die uiterlijk op 1 mei van het jaar waarover de quotumheffing wordt geheven onderscheidenlijk op 1 mei van het jaar volgend op kalenderjaar waarover de quotumheffing wordt geheven zijn ingediend alsmede de correcties daarop die uiterlijk op die datum zijn ingediend. Hierbij worden uitsluitend loonaangiften en correcties in aanmerking genomen met betrekking tot het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarover de quotumheffing wordt geheven onderscheidenlijk het kalenderjaar waarover de quotumheffing wordt geheven.
8.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van het vierde en zesde lid die in ieder geval betrekking hebben op:
a. de bepaling van het gemiddeld aantal verloonde uren per werknemer op jaarbasis in Nederland in het desbetreffende kalenderjaar;
b. de herleiding van het totaal aantal verloonde uren door de werkgever indien de werkgever in het desbetreffende kalenderjaar niet gedurende het gehele kalenderjaar de hoedanigheid van werkgever heeft gehad.
1.
De maatstaf voor de heffing van de premie is het loon.
2.
De maatstaf voor de quotumheffing is het aantal verloonde uren, bedoeld in artikel 38b, vierde lid.
Artikel 36. Basispremie
Bij ministeriële regeling wordt voor de berekening van de basispremie een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk percentage vastgesteld.
1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
categorie werkgevers: werkgevers ten laste van wie, in het tweede kalenderjaar dat aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld vooraf is gegaan, loon waarover de premies op grond van dit hoofdstuk worden geheven, is gekomen dat gelijk is aan, meer of minder bedraagt dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen omvang van het gemiddelde van dit loon, bedoeld in paragraaf 1 van afdeling 1 van dit hoofdstuk, per werknemer in dat kalenderjaar.
2.
Het UWV stelt vast:
a. voor de berekening van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk rekenpercentage;
b. voor de berekening van het rekenpercentage, bedoeld in onderdeel a, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk gemiddeld percentage.
3.
Elk jaar wordt met ingang van 1 januari een opslag of korting vastgesteld waarmee het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde percentage wordt verhoogd respectievelijk verlaagd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de opslag of korting naar categorie werkgevers voor de werkgever afzonderlijk of per sector als bedoeld in artikel 95, wordt vastgesteld, waarbij de korting of opslag voor werkgevers per sector of sectoronderdelen kan verschillen of op nihil kan worden vastgesteld. Indien een werkgever met toepassing van de artikelen 96 of 97 is aangesloten bij verschillende sectoren, wordt voor elk bedrijfsonderdeel van de werkgever waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een afzonderlijke sector, de opslag of korting toegepast als was dat bedrijfsonderdeel een afzonderlijke werkgever. Voor de werkgever voor wie de korting of opslag afzonderlijk wordt vastgesteld, stelt de inspecteur de korting of opslag vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.
4.
De inspecteur stelt in geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, de vastgestelde opslag of korting, bedoeld in het derde lid, opnieuw bij voor bezwaar vatbare beschikking vast voor de werkgever die een onderneming of een deel daarvan verkrijgt en voor de werkgever die een deel van zijn onderneming overdraagt.
5.
De inspecteur stelt, in geval aan een werkgever toestemming is verleend om zelf het risico te dragen van betaling van ziekengeld of WGA-uitkering en overlijdensuitkeringen als bedoeld in artikel 40, eerste lid, alsmede in geval het door de werkgever zelf dragen van het risico, bedoeld in artikel 40, eerste lid, is geëindigd of wordt beëindigd, de vastgestelde opslag of korting, bedoeld in het derde lid, opnieuw bij voor bezwaar vatbare beschikking vast met ingang van de datum waarop het zelf dragen van het risico aanvangt dan wel is geëindigd of wordt beëindigd.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de wijze waarop het rekenpercentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en het gemiddelde percentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden vastgesteld, rekening houdend met de verschillende lasten voor de Werkhervattingskas;
b. de wijze waarop de in het derde en het vierde lid, bedoelde opslag en korting worden berekend;
c. de percentages die op grond van dit artikel ten hoogste voor categorieën van werkgevers, sector of sectoronderdeel mogen gelden en omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten minste voor categorieën van werkgevers, sector of sectoronderdeel gelden.
7.
De inspecteur is bevoegd tot herziening van een beschikking op grond van dit artikel indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de beschikking is gegeven op grond van onjuiste of onvolledige gegevens. Een herziening ten nadele van de werkgever is uitsluitend mogelijk indien deze tekortkoming een gevolg is van een feit dat aan de werkgever of de gewezen werkgever kan worden toegerekend of redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn. De inspecteur stelt de herziening vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. De bevoegdheid tot herziening werkt uiterlijk terug tot en met 1 januari van enig jaar waarop de beschikking betrekking heeft en vervalt door verloop van 5 jaren na het einde van het kalenderjaar waarop de beschikking betrekking heeft.
8.
Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden genomen gehoord het UWV en in overeenstemming met het UWV.
1.
In afwijking van artikel 38 is over een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen , de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering , de Ziektewet , hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, de Werkloosheidswet , over een toeslag op grond van de Toeslagenwet en over het loon uit een dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening , als gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas een vervangende premie verschuldigd. Met een uitkering op grond van de Werkloosheidswet wordt gelijkgesteld een wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.
2.
Behalve voor degene die loon ontvangt uit een dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening wordt het eerste lid niet toegepast ingeval het UWV de uitkering, vermeerderd met de daarover door de werkgever verschuldigde premies en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, betaalt aan de werkgever, bedoeld in artikel 11 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en in artikel 9, 10 of 12 van de Werkloosheidswet en de Ziektewet , onafhankelijk van het voortbestaan van de dienstbetrekking met die werkgever.
3.
Het eerste lid wordt eveneens niet toegepast ingeval een eigenrisicodrager de uitkering, bedoeld in artikel 63a Ziektewet, betaalt of de uitkering, bedoeld in artikel 82 juncto 84 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, betaalt, onafhankelijk van het voortbestaan van de dienstbetrekking met die eigenrisicodrager.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de wijze waarop de vervangende premie, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld.
1.
In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder een arbeidsbeperkte verstaan de persoon, niet zijnde de persoon van wie door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet en:
a. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid, en van wie uitsluitend op verzoek van het college van burgemeester en wethouders door het UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet,
b. die geïndiceerd is als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende indicatiebeschikking heeft op grond van artikel 11 van die wet, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014,
c. die recht op arbeidsondersteuning of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft, tenzij deze persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van die wet,
d. die voldoet aan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde indicatie, of
e. van wie op eigen verzoek door het UWV is of wordt vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet. Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van de persoon, bedoeld in de vorige zin, nadere regels gesteld.
2.
Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder een arbeidsbeperkte mede verstaan een persoon die naar het oordeel van het UWV wegens ziekte of gebrek ontstaan voordat de leeftijd van 18 jaren is bereikt of in de tijd dat hij studerende was als bedoeld in artikel 1:4 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten een belemmering ondervindt in het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, op grond van artikel 10 van de Participatiewet of artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen een voorziening ontvangt en zonder die voorziening niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet.
3.
Met betrekking tot de beoordeling door het UWV of een persoon een arbeidsbeperkte is als bedoeld in het tweede lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld.
4.
In deze paragraaf en in artikel 122n en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder verloonde uren: de uren waarover loon is betaald en die zijn opgenomen in de loonaangifte op grond van artikel 28, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en die tevens zijn opgenomen in de polisadministratie op grond van artikel 33, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
5.
In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder de beschikking: de in artikel 38h, eerste lid, bedoelde beschikking alsmede de op grond van artikel 38h, vijfde lid, herziene beschikking.
Artikel 38c. Indeling sectoren
Bij regeling van Onze Minister worden werkgevers voor de toepassing van deze paragraaf en artikel 122n ingedeeld bij de sector overheid of de sector niet-overheid.
1.
Het UWV draagt zorg voor de inrichting en de adequate werking van de registratie van arbeidsbeperkten en is de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens met betrekking tot de verwerking van gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, ten behoeve van deze registratie.
2.
Het UWV verwerkt in de registratie, bedoeld in het eerste lid, de gegevens over arbeidsbeperkten met het oog op het bevorderen van de arbeidsdeelname van deze personen en ten behoeve van de vaststelling van de quotumheffing, bedoeld in artikel 38h.
3.
Het college van burgemeester en wethouders verstrekt het UWV uit eigen beweging en verplicht op verzoek kosteloos de gegevens over de arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdelen a, b, d en e, en tweede lid, die noodzakelijk zijn voor de gegevensverwerking, bedoeld in het eerste lid.
4.
Het UWV verstrekt het college van burgemeester en wethouders en de belastingdienst uit eigen beweging en verplicht op verzoek kosteloos gegevens uit de registratie, bedoeld in het eerste lid, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun taken.
5.
Het UWV is bevoegd gegevens die het verwerkt voor de uitvoering van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 30d van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, te verwerken ten behoeve van de registratie, bedoeld in het eerste lid.
6.
Het UWV en de belastingdienst zijn bevoegd de gegevens, die zij verwerken in de polisadministratie op grond van artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen tevens te verwerken voor zover deze noodzakelijk zijn voor de bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten en voor de vaststelling van de quotumheffing, bedoeld in artikel 38h.
7.
Het UWV is bevoegd op verzoek van de werkgever aan deze mee te delen of de door de werkgever aangeduide werknemer of de persoon die in zijn dienst arbeid zou kunnen gaan verrichten, op basis van het burgerservicenummer, is opgenomen in de registratie, bedoeld in het eerste lid.
8.
Het college van burgemeester en wethouders en het UWV informeren de persoon op wie de gegevens betrekking hebben over de verwerking van zijn gegevens op grond van dit artikel voordat de gegevens worden vastgelegd in de registratie, bedoeld in het eerste lid, of worden verstrekt met het oog op die vastlegging, tenzij deze persoon redelijkerwijs hiervan kennis draagt.
9.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld, in ieder geval met betrekking tot:
a. de inrichting, de gegevensset en de wijze van verkrijging van de gegevens ten behoeve van de registratie, bedoeld in het eerste lid,
b. de geldigheidsduur van de registratie van de persoon en het vervallen van de registratie van de persoon, en
c. de vaststelling, bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel a, ten eerste, ten behoeve van de opname van personen in de registratie, bedoeld in het eerste lid.
10.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot ambtshalve verstrekking door het UWV van gegevens uit de registratie, bedoeld in het eerste lid, aan werkgevers.
1.
De met betrekking tot het quotumtekort, bedoeld in artikel 38g, verschuldigde heffing wordt geheven indien deze op grond van artikel 122n, eerste lid, voor de werkgever in de desbetreffende sector is geactiveerd.
2.
De quotumheffing wordt geheven over het kalenderjaar waarover het quotumtekort wordt vastgesteld, waarbij het quotumtekort wordt bepaald door het aantal arbeidsplaatsen ingevuld door arbeidsbeperkten, uitgedrukt in verloonde uren, ten opzichte van het totaal aantal arbeidsplaatsen, uitgedrukt in verloonde uren, in dat jaar overeenkomstig de berekeningsformule, bedoeld in artikel 38g, derde lid.
3.
De voor de toepassing van het tweede lid in aanmerking te nemen verloonde uren worden vastgesteld op grond van de loonaangiften die uiterlijk op 1 mei van het jaar volgend op het in het tweede lid bedoelde kalenderjaar zijn ingediend alsmede de correcties daarop die uiterlijk op die datum zijn ingediend. Hierbij worden uitsluitend loonaangiften en correcties in aanmerking genomen met betrekking tot het kalenderjaar waarover het quotumtekort wordt vastgesteld.
1.
Bij regeling van Onze Minister wordt in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarover het quotumtekort, bedoeld in artikel 38g, wordt bepaald, ten behoeve van de bepaling van het quotumtekort, bedoeld in artikel 38g, voor het desbetreffende kalenderjaar een quotumpercentage voor de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid vastgesteld overeenkomstig de berekeningsformule, bedoeld in het tweede lid. Bij deze regeling worden de berekeningen op grond van het tweede lid die tot dit percentage hebben geleid, gepubliceerd. Het percentage wordt naar beneden afgerond op twee cijfers achter de komma.
2.
De quotumpercentages worden berekend overeenkomstig de volgende formule:
waarbij:
A = totaal aantal banen bij werkgevers die op grond van artikel 34, derde en vierde lid, quotumheffing zijn verschuldigd, die worden vervuld door arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, eerste lid op grond van de nulmeting op 1 januari 2013 in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid
B = het aantal extra banen voor arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, eerste lid bij werkgevers dat dient te worden gerealiseerd vanaf het kalenderjaar 2015 overeenkomstig het sociaal akkoord voor de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid
C = het gemiddeld aantal verloonde uren van arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, eerste lid in de sector overheid en de sector niet-overheid tezamen
D = het totaal aantal banen bij werkgevers in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid die op grond van artikel 34, derde en vierde lid, quotumheffing zijn verschuldigd
E = het gemiddeld aantal verloonde uren van een werknemer bij werkgevers in de sector overheid en de sector niet-overheid tezamen die op grond van artikel 34, derde en vierde lid, quotumheffing zijn verschuldigd
F = het aantal arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38b, tweede lid, in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid
G = het gemiddeld aantal verloonde uren van arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, tweede lid, in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de variabelen A tot en met E van de formule, bedoeld in het tweede lid. Hierbij kunnen categorieën werknemers worden aangewezen waarvan de banen in mindering worden gebracht op het totaal aantal banen, bedoeld in het tweede lid met betrekking tot variabele D.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de variabelen F en G van de formule, bedoeld in het tweede lid. De voordracht voor een krachtens de vorige volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
5.
Bij regeling van Onze Minister kunnen werknemers in bepaalde soorten dienstbetrekkingen voor de toepassing van het eerste en tweede lid en artikel 122n, eerste lid, worden gelijkgesteld met arbeidsbeperkten.
6.
Ten aanzien van de werknemers, bedoeld in het vijfde lid, is deze afdeling van overeenkomstige toepassing.
1.
Ten behoeve van de vaststelling van de quotumheffing, bedoeld in artikel 38h, wordt het quotumtekort per werkgever bepaald overeenkomstig de berekeningsformule, bedoeld in het derde lid.
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als werknemer en niet als arbeidsbeperkte beschouwd de persoon die arbeid verricht in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening, tenzij deze persoon op grond van het vierde lid is aangewezen en aan de werkgever ter beschikking is gesteld.
3.
Het quotumtekort wordt berekend overeenkomstig de volgende formule:
waarbij:
A = totaal verloonde uren van werknemers bij de werkgever in het kalenderjaar waarover het quotumtekort wordt vastgesteld
B = het quotumpercentage dat op grond van artikel 38f, eerste lid, is vastgesteld voor het kalenderjaar in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid waartoe de werkgever behoort
C = aantal verloonde uren bij de werkgever van arbeidsbeperkten in het kalenderjaar waarover het quotumtekort wordt vastgesteld
D = het gemiddeld aantal verloonde uren van arbeidsbeperkten op jaarbasis in de sector overheid en de sector niet-overheid tezamen.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden categorieën arbeidsbeperkten die aan de werkgever ter beschikking zijn gesteld om voor hem onder zijn toezicht en leiding arbeid te verrichten aangewezen, die overeenkomstig bij of krachtens die maatregel te stellen regels worden beschouwd als werknemers en arbeidsbeperkten waarop het derde lid van toepassing is. Deze categorieën arbeidsbeperkten worden voor de toepassing van het derde lid niet geacht in dienstbetrekking te staan tot de werkgever die deze arbeidsbeperkten ter beschikking heeft gesteld. Bij of krachtens deze maatregel worden in verband met dit lid nadere regels gesteld voor de toepassing van het derde lid.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën werknemers worden aangewezen ten aanzien waarvan de verloonde uren in mindering worden gebracht op het totaal aantal verloonde uren, bedoeld in het derde lid, met betrekking tot variabele A.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de wijze waarop een quotumtekort wordt bepaald.
1.
De inspecteur stelt bij voor bezwaar vatbare beschikking de quotumheffing vast voor de werkgever, ten aanzien van wie een quotumtekort als bedoeld in artikel 38g is bepaald.
2.
De beschikking bevat in ieder geval:
a. de vaststelling dat de werkgever quotumheffing is verschuldigd op grond van artikel 34, derde en vierde lid;
b. het kalenderjaar waarover het quotumtekort is vastgesteld waarop de beschikking betrekking heeft;
c. het totale aantal verloonde uren bij de werkgever in het kalenderjaar waarover het quotumtekort is vastgesteld;
d. het aantal van die verloonde uren dat wordt ingevuld door arbeidsbeperkten;
e. de berekening van het quotumtekort, bedoeld in artikel 38g, derde lid;
f. het bedrag van de quotumheffing.
3.
De vaststelling van de quotumheffing vindt plaats vóór 1 augustus volgend op het kalenderjaar waarover het quotumtekort wordt vastgesteld.
4.
De quotumheffing bedraagt het quotumtekort vermenigvuldigd met € 5.000.
5.
De inspecteur is bevoegd tot herziening van een beschikking op grond van dit artikel indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de beschikking is gegeven op grond van onjuiste of onvolledige gegevens. Een herziening ten nadele van de werkgever is uitsluitend mogelijk indien deze tekortkoming een gevolg is van een feit dat aan de werkgever of de gewezen werkgever kan worden toegerekend of redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn. De inspecteur stelt de herziening vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. De bevoegdheid tot herziening vervalt door verloop van 5 jaren na het einde van het kalenderjaar waarop de beschikking betrekking heeft.
6.
Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden genomen gehoord het UWV en in overeenstemming met het UWV.
7.
Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake de beschikking is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing. Het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake de beschikking kan niet zijn gegrond op de grief dat een werknemer niet is opgenomen in de registratie, bedoeld in artikel 38d.
8.
Paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing ten aanzien van de beslissing van de inspecteur naar aanleiding van het bezwaar tegen de beschikking, bedoeld in het eerste en vijfde lid.
1.
De inspecteur stelt de beschikking ter invordering van de daaruit blijkende quotumheffing aan de ontvanger ter hand. Onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde geschiedt de invordering van de quotumheffing met toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als ware die heffing een rijksbelasting.
2.
De beschikking is invorderbaar zes weken na de dagtekening van de beschikking.
Artikel 38j. Belastingdienst
De belastingdienst is belast met de heffing van de quotumheffing en de invordering van deze heffing.
Artikel 39. Rijksbijdrage
Onze Minister kan bedragen vaststellen die jaarlijks of in het desbetreffende jaar als rijksbijdrage als bedoeld in artikel 114, onderdeel f, ten gunste komen van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. De financiering van de volksverzekeringen
- Hoofdstuk 3. De financiering van de werknemersverzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
+ Hoofdstuk 4. De heffing en invordering van premies
+ Hoofdstuk 5. Gemoedsbezwaarden
+ Hoofdstuk 6. De financiering van de vrijwillige sociale verzekeringen
+ Hoofdstuk 7. De fondsen
+ Hoofdstuk 7a. Overgangsbepalingen
+ Hoofdstuk 8. Slot- en strafbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht