Wet van 30 september 2010, houdende regels met betrekking tot het geldstelsel van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede enige voorzieningen van overgangsrechtelijke aard (Wet geldstelsel BES)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat met de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba is overeengekomen dat zij als openbare lichamen een staatsrechtelijke positie binnen het Nederlandse staatsbestel krijgen en dat het in verband hiermee wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de munteenheid en de wettige betaalmiddelen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en dat het met het oog op de transitie voorts wenselijk is om enige voorzieningen van overgangsrechtelijke aard te treffen, waaronder de tijdelijke voortzetting van het Nederlands-Antilliaanse fiscale stelsel;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
b.
dollar: de gelijknamige munteenheid van de Verenigde Staten van Amerika;
c.
dollarbiljetten en dollarmunten: als wettig betaalmiddel van de Verenigde Staten van Amerika in omloop zijnde bankbiljetten en munten;
d.
openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
e.
kredietinstelling: kredietinstelling in de zin van de
Wet financiële markten BES .
1.
De munteenheid van de openbare lichamen is de dollar. De rekeneenheid is één dollar; de dollar is verdeeld in honderd centen.
2.
Bij in cijfers aangegeven bedragen kan de dollar worden aangeduid met de letters «USD» of het symbool «$», geplaatst voor het bedrag.
Artikel 3
Bankbiljetten en munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel in de openbare lichamen zijn:
a.
dollarmunten met een nominale waarde van ten hoogste USD 1;
b.
dollarbiljetten met een nominale waarde van ten hoogste USD 100.
1.
De Bank heeft tot taak het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer in de openbare lichamen. De goede werking van het betalingsverkeer omvat mede de geldomloop van de in
artikel 3 bedoelde dollarbiljetten en dollarmunten.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde taak.
1.
Niemand is verplicht om voor één betaling meer dan vijftig dollarmunten te aanvaarden.
2.
De Bank kan in de openbare lichamen kantoren aanwijzen waar, met inachtneming van daartoe door de Bank gestelde regels, dollarmunten kunnen worden verwisseld voor dollarbiljetten.
1.
Niemand is verplicht om valse of vervalste dollarbiljetten of dollarmunten aan te nemen.
2.
Ondernemingen of instellingen die in de openbare lichamen het bedrijf van kredietinstelling uitoefenen of in de uitoefening van een ander bedrijf deelnemen aan de verwerking en verstrekking aan het publiek van dollarbiljetten of dollarmunten, zijn verplicht alle door hen ontvangen dollarbiljetten en dollarmunten waarvan zij weten of vermoeden dat deze vals of vervalst zijn, uit omloop te nemen en in te leveren bij een daartoe bij besluit van Onze Minister van Financiën aangewezen instantie.
3.
Indien dollarbiljetten of dollarmunten niet vals of vervalst blijken te zijn, worden zij teruggegeven in de staat waarin zij zijn ontvangen, of wordt daarvan de nominale waarde vergoed. Voor valse of vervalste dollarbiljetten en dollarmunten wordt geen vergoeding verstrekt.
1.
Niemand is verplicht om geschonden dollarbiljetten of dollarmunten aan te nemen.
2.
Onder geschonden dollarbiljetten en dollarmunten worden niet verstaan kennelijk in het gebruik gekreukte, vervuilde of beschadigde dollarbiljetten waarvan de volledige opdruk nog duidelijk te onderscheiden is, en dollarmunten die uitsluitend door slijtage in gewicht zijn verminderd.
3.
De Bank kan in de openbare lichamen kantoren aanwijzen waar, met inachtneming van de ter zake door de bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika gehanteerde regels of richtlijnen, geschonden dollarbiljetten of dollarmunten ter verwisseling of vergoeding kunnen worden aangeboden.
Artikel 8
De omrekenkoers voor de overgang van de Nederlands-Antilliaanse gulden naar de dollar is: NAf. 1,790 = USD 1,00.
1.
Alle bij een onderneming of instelling die in de openbare lichamen het bedrijf van kredietinstelling uitoefent aangehouden tegoeden, in de vorm van giraal geld of anderszins, luiden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in dollars, overeenkomstig de in
artikel 8 vastgestelde omrekenkoers.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op tegoeden, aangehouden in andere munteenheden dan de Nederlands-Antilliaanse gulden.
1.
Na de inwerkingtreding van deze wet gelden verwijzingen naar Nederlands-Antilliaanse guldens, opgenomen in bestaande rechtsinstrumenten, als verwijzingen naar de dollar, overeenkomstig de in
artikel 8 vastgestelde omrekenkoers.
2.
Onder bestaande rechtsinstrumenten als bedoeld in het eerste lid worden, voor zover op die instrumenten het recht van de openbare lichamen van toepassing is, verstaan: alle op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende wettelijke voorschriften, besluiten van bestuursorganen, rechterlijke uitspraken, overeenkomsten, eenzijdige rechtsakten, betaalmiddelen anders dan bankbiljetten en munten, alsmede andere op rechtsgevolg gerichte instrumenten.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing, voor zover uit de aard of strekking van een rechtsinstrument anders voortvloeit. Voorts is het eerste lid niet van toepassing op overeenkomsten ten aanzien waarvan de betrokken partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen.
1.
Voor de toepassing van de
artikelen 9 en
10 worden de overeenkomstig
artikel 8 omgerekende bedragen rekenkundig afgerond op de dichtstbijzijnde dollarcent. Halve centen worden naar boven afgerond.
2.
Indien het oorspronkelijke bedrag in meer dan twee decimalen was gesteld, geschiedt de afronding met inachtneming van het oorspronkelijke aantal decimalen. De afrondingsregel voor halve centen is in dat geval van overeenkomstige toepassing op de laatste decimaal.
Artikel 12
De in Nederlands-Antilliaanse guldens luidende bankbiljetten en munten die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in omloop waren als wettig betaalmiddel, behouden tot en met de laatste dag van de eerste kalendermaand na inwerkingtreding van deze wet de hoedanigheid van wettig betaalmiddel in de openbare lichamen.
1.
Bij besluit van de Bank worden in de openbare lichamen kantoren aangewezen waar tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor bankbiljetten en munten verschillend kan worden vastgesteld, Nederlands-Antilliaanse munten en bankbiljetten kosteloos kunnen worden verwisseld voor wettig betaalmiddel als bedoeld in
artikel 3.
2.
De Bank kan nadere regels stellen betreffende de in het eerste lid bedoelde verwisseling van Nederlands-Antilliaanse munten en bankbiljetten.
b.
overgangsperiode: de periode vanaf het tijdstip van transitie tot 1 januari 2011.
1.
Voor zover een belastingplichtige of inhoudingsplichtige op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie rechten en verplichtingen heeft, ingevolge:
a.
de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943;
b.
de Landsverordening op de loonbelasting 1976;
c.
de Landsverordening op de winstbelasting 1940;
d.
de Landsverordening omzetbelasting 1999;
e.
de Landsverordening belasting op bedrijfsomzetten 1997;
f.
de Overdrachtsbelastingverordening;
g.
de Successiebelastingverordening 1908;
h.
de Landsverordening spaarvermogensheffing;
i.
de Zegelverordening 1908;
j.
de Gedistilleerdverordening 1908;
k.
de Landsverordening accijns op bier 1970;
l.
de Landsverordening Accijns van Sigaretten 1970;
m.
de Landsverordening van de eerste november 1932 tot heffing van een bijzonder invoerrecht op benzine;
n.
de Regeling bijzonder invoerrecht op benzine Bovenwindse Eilanden;
o.
de Landsverordening ter bevordering bedrijfsvestiging en hotelbouw;
p.
de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen;
q.
de Landsverordening renovatie hotels;
r.
de Landsverordening ter bevordering van grondontwikkeling;
s.
de Landsverordening economische zones 2000;
t.
de Landsverordening tarief van invoerrechten;
u.
de Landsverordening In- en Uitvoer;
v.
de Landsverordening uitvoerrecht op delfstoffen;
w.
de op de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldende eilandsverordeningen regelende de heffing van opcenten op de aanslagen in de inkomstenbelasting en de winstbelasting;
x.
de Registratieverordening 1908;
y.
de Landsverordening op de scheepsregistratiebelasting 1987, of
z.
de op de in de onderdelen a tot en met y bedoelde verordeningen gebaseerde regelingen,
blijven deze rechten en verplichtingen daarna doorlopen en blijven de onder a tot en met z genoemde verordeningen en regelingen daarna daarop ongewijzigd van toepassing.
2.
Op de rechten en verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, blijven de Algemene Landsverordening Landsbelastingen, de Invorderingsverordening 1961, de Invorderingsverordening 1970, de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen, de Landsverordening op de invordering van directe belastingen 1943, de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedingen en de Algemene Verordening I. U. en D. 1908 en de daarop gebaseerde regelingen van toepassing.
3.
Het eerste lid en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op, op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie, bestaande rechtsverhoudingen.
4.
In de overgangsperiode zijn de in het eerste lid, onderdelen a tot en met y, en het tweede lid bedoelde verordeningen als wet van toepassing. De op deze verordeningen gebaseerde regelingen bedoeld in onderdeel z zijn in de overgangsperiode als ministeriële regelingen van toepassing.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het vierde lid.
1.
Op het tijdstip van transitie gaan de taken en bevoegdheden van de Inspecteur der Belastingen en de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen over op de inspecteur van de rijksbelastingdienst, bedoeld in het derde lid.
2.
Op het tijdstip van transitie gaan de taken en bevoegdheden van de Ontvanger over op de ontvanger van de rijksbelastingdienst, bedoeld in het derde lid.
3.
De inspecteur of ontvanger van de rijksbelastingdienst is de functionaris die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen.
4.
De bevoegdheid van een inspecteur of ontvanger is niet bepaald naar de geografische indeling van het Rijk. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de hoofdlijnen van de inrichting van de rijksbelastingdienst en omtrent de functionaris, bedoeld in de vorige volzin, onder wie de belastingplichtige en de belastingschuldige ressorteren.
5.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
1°.
Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de openbare lichamen;
2°.
Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden.
Artikel 13d
De bepalingen van de verordeningen, bedoeld in
artikel 13b, eerste en tweede lid, blijven van toepassing op de in die verordeningen strafbaar gestelde feiten die zich hebben voorgedaan vóór het tijdstip van transitie.
Artikel 13e
Op het tijdstip van transitie treedt de Raad van Beroep voor belastingzaken, bedoeld in
paragraaf 2b, in de plaats van de Raad van Beroep voor belastingzaken, bedoeld in de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940.
1.
In afwijking van
artikel 37, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 58 van de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Algemene Landsverordening Landsbelasting, wordt in de overgangsperiode dubbele belasting voorkomen overeenkomstig de regels van de
Belastingregeling voor het Koninkrijk met uitzondering van de regels, bedoeld in
artikel 3, derde lid, onderdeel c,
artikel 11, derde lid, onderdeel b,
artikel 26, tweede lid, onderdeel c,
artikel 30, onderdeel c,
artikel 32, onderdeel c, van die regeling en met dien verstande dat voor:
a.
«Aruba, Curaçao en Sint Maarten», «Curaçao, Sint Maarten», «Curaçao en Sint Maarten», «Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten» «Curaçao, onderscheidenlijk Aruba, onderscheidenlijk Sint Maarten» of «Aruba, Curaçao of Sint Maarten» telkens moet worden gelezen «de openbare lichamen»;
b.
«Nederland» telkens moet worden gelezen «het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk».
2.
De in het eerste lid bedoelde wijze van voorkoming van dubbele belasting, wordt gedurende de overgangsperiode aangemerkt als de Belastingregeling voor het land Nederland.
1.
De Raad van Beroep voor belastingzaken is gevestigd in de zittingsplaats van het Gerecht in Eerste Aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De Raad kan ook elders zitting houden.
2.
De Raad van Beroep voor belastingzaken doet uitspraak op beroepschriften inzake belastingen.
1.
De Raad van Beroep voor belastingzaken bestaat uit een voorzitter en twee leden.
2.
Voorzitter is de President van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba of zijn aangewezen plaatsvervanger.
3.
De leden worden door de voorzitter gekozen uit de bezoldigde met rechtspraak belaste leden, waaruit het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is samengesteld, hetzij voor een bepaalde termijn, hetzij voor een bepaalde zaak.
Artikel 13i
Als secretaris van de Raad van Beroep voor belastingzaken treedt op de griffier van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die zo nodig wordt vervangen door de substituut-griffier van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
1.
De Raad van Beroep voor belastingzaken vergadert op plaats en tijd door de voorzitter te bepalen.
2.
De vergaderingen zijn niet openbaar.
3.
De Raad van Beroep voor belastingzaken beslist bij meerderheid van stemmen.
4.
Zijn meer dan twee verschillende gevoelens uitgebracht, dan wordt besloten in de zin, die het meest overeenkomt met het gevoelen van de meerderheid.
Artikel 13l
[Wijzigt de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.]
Artikel 13m
[Wijzigt de Algemene wet inzake rijksbelastingen.]
Artikel 13n
[Wijzigt de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001.]
Artikel 13r
[Wijzigt de Wet op de dividendbelasting 1965.]
Artikel 13s
[Wijzigt de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.]
Artikel 13v
[Wijzigt de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.]
Artikel 13w
[Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.]
Artikel 13x
[Wijzigt de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.]
Artikel 13y
[Wijzigt de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.]
Artikel 13z
[Wijzigt de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.]
Artikel 14
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor een goede uitvoering van deze wet nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in deze wet geregelde onderwerpen.
1.
Handelen in strijd met
artikel 6, tweede lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
2.
Opzettelijk handelen in strijd met
artikel 6, tweede lid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaren of geldboete van de vierde categorie.
3.
Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding. Het in het tweede lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.
3.
Verwijzingen naar de dollar, opgenomen in een wettelijk voorschrift, gelden gedurende de in het eerste lid bedoelde periode als verwijzingen naar Nederlands-Antilliaanse guldens, volgens de omrekenkoers USD 1,00 = NAf. 1,790.
Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 18
Deze wet wordt aangehaald als: Wet geldstelsel BES.
’s-Gravenhage, 30 september 2010
De Minister van Financiën ,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Uitgegeven de eerste oktober 2010
De Minister van Justitie,