Artikel 59a
Degene, die recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering, heeft recht op een vakantie-uitkering.
1.
De vakantie-uitkering bedraagt 8 pct. van het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering, waarop recht bestond in de periode van twaalf maanden, voorafgaande aan de maand mei.
2.
Indien
artikel 44 is toegepast, wordt onder het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in het eerste lid verstaan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, nadat
artikel 44 is toegepast.
3.
De uitbetaling van de vakantie-uitkering vindt eenmaal per jaar ambtshalve plaats in de maand mei.
4.
Indien het percentage van de vakantiebijslag, bedoeld in
artikel 15, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, wordt gewijzigd, wordt het percentage van de in het eerste lid bedoelde vakantie-uitkering, alsmede de noemer van de in de
artikelen 21, tweede lid en
22, bedoelde breuk dienovereenkomstig aangepast. Het gewijzigde percentage wordt in aanmerking genomen over de uitkering waarop recht bestaat over de periode aanvangende met de dag waarop de wijziging ingaat. Het aldus gewijzigde percentage en de aldus gewijzigde noemer treden in de plaats van het in het eerste lid genoemde percentage onderscheidenlijk de in de artikelen 21, tweede lid en 22, genoemde noemer.
5.
De vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
6.
In afwijking van het derde lid vindt, indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt beëindigd en het niet aannemelijk is dat binnen korte tijd wederom recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering zal ontstaan, uitbetaling van de vakantieuitkering plaats gelijktijdig met de uitbetaling van de laatste termijn van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of zo spoedig mogelijk daarna.
7.
Indien na de toepassing van het zesde lid wederom recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat en dientengevolge het derde lid of het zesde lid moet worden toegepast, wordt daarbij rekening gehouden met hetgeen met toepassing van het zesde lid reeds werd uitbetaald.
Artikel 59c
Onze Minister kan nadere regelen stellen ter berekening van de vakantie-uitkering van degene, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering met toepassing van het bepaalde krachtens
artikel 65 niet of niet ten volle wordt uitbetaald en die naast de uitkering ingevolge de wetgeving van een andere Mogendheid eveneens recht heeft op een vakantie-uitkering ingevolge die wetgeving.
Artikel 59d
Het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 50,
53,
54,
56,
57 en
80 vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vakantie-uitkering voor zover bij of krachtens deze paragraaf niet anders is bepaald.
Artikel 59e
Onze Minister kan met betrekking tot het bepaalde in deze paragraaf nadere regelen stellen.