1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen laat op verzoek tot de vrijwillige verzekering toe, mits hij hier te lande woont:
a.
de persoon aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%;
b.
de persoon wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, wegens afneming van de arbeidsongeschiktheid is herzien naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%.
2.
Op de persoon die voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is geworden en op het tijdstip waarop hij arbeidsongeschikt werd verzekerde was op grond van de vrijwillige verzekering, blijft de vrijwillige verzekering op grond van dit hoofdstuk van toepassing:
b.
gedurende vier weken na afloop van de wachttijd, bedoeld in
artikel 19, indien hij na afloop van die wachttijd minder dan 15% arbeidsongeschikt is, doch binnen die vier weken 15% of meer arbeidsongeschikt is;
c.
gedurende de periode waarover hij recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering.
1.
Het verzoek tot toelating tot de vrijwillige verzekering wordt binnen dertien weken na de dagtekening van de beschikking waarbij de arbeidsongeschiktheidsuitkering werd toegekend of herzien ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
2.
Een verzoek tot toelating wordt geacht binnen dertien weken na de dagtekening van het besluit te zijn gedaan, indien dit verzoek geschiedt binnen vier weken na de dag waarop de persoon die het verzoek heeft gedaan redelijkerwijze kennis heeft kunnen nemen van het besluit.
3.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd te verklaren dat een verzoek tot toelating tot de vrijwillige verzekering, ingediend na de daartoe op grond van deze wet gestelde termijn, geacht wordt tijdig te zijn gedaan, indien de persoon die het verzoek heeft gedaan, redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.
4.
De vrijwillige verzekering vangt aan op de dag met ingang waarvan de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend of herzien.
Artikel 83b
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beëindigt de vrijwillige verzekering:
a.
op verzoek van de vrijwillig verzekerde met ingang van een door hem te bepalen datum;
b.
met ingang van de dag waarop de vrijwillig verzekerde op grond van deze wet als werknemer wordt beschouwd;
c.
indien de verschuldigde premie over een periode van twee volle kalendermaanden niet, niet volledig of niet tijdig wordt betaald; of
d.
indien niet langer wordt voldaan aan de vereisten, bedoeld in
artikel 81.
1.
De persoon, die om toelating tot de vrijwillige verzekering verzoekt, bepaalt bij de aanvang van de vrijwillige verzekering de hoogte van het dagloon, met dien verstande dat dit niet meer kan bedragen dan:
b.
het loon of het inkomen dat hij in geval van arbeidsongeschiktheid naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen derft.
2.
De uitkering op grond van de vrijwillige verzekering wordt tijdens de duur, bedoeld in
artikel 21a, berekend naar het in het eerste lid bedoelde dagloon. Dit dagloon wordt eveneens in aanmerking genomen bij de berekening van het vervolgdagloon, bedoeld in
artikel 21b.
Artikel 85
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt nadere regels met betrekking tot de vrijwillige verzekering. Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen met betrekking tot:
a.
de toelating tot de vrijwillige verzekering;
b.
het einde van de vrijwillige verzekering; en
Artikel 86
Met betrekking tot het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk zijn, met inachtneming van de wijzigingen, welke de aard van het onderwerp vordert, de bepalingen van de overige hoofdstukken en de ter uitvoering van die bepalingen genomen besluiten, voor zoveel nodig, van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan in het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde niet is afgeweken.