1.
Voor de toepassing van de tariefbepalingen wordt:
a. uitgegaan van het motorrijtuig zoals het is ingericht bij de aanvang van het tijdvak;
b.
1°. de eigen massa van het motorrijtuig afgerond tot het naaste honderdtal kilogrammen, met dien verstande dat 50 kg naar beneden wordt afgerond;
2°. de toegestane maximum massa van het motorrijtuig afgerond tot het naaste duizendtal kilogrammen, met dien verstande dat een gedeelte van 1000 kg naar beneden wordt afgerond;
c. als benzine aangemerkt: lichte olie als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de accijns;
d. als dieselolie aangemerkt: halfzware olie en gasolie als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns.
2.
Voor een personenauto of een bestelauto die is voorzien van een installatie voor het verplaatsen of vastzetten van een rolstoel, wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, op verzoek het gewicht van die installatie niet meegerekend bij het vaststellen van de eigen massa van het motorrijtuig. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
3.
Voor een personenauto of een bestelauto die is ingericht en bestemd om mede te worden aangedreven door een elektromotor wordt, mits de aandrijving door de elektromotor zodanig is dat de elektrische energie voor een actieradius van ten minste 24 km aaneengesloten stadsverkeer uitsluitend door een batterij of door een brandstofcel kan worden geleverd, of mits het piekvermogen van de voor de aandrijving bestemde elektromotor ten minste 15% van het maximum vermogen van de verbrandingsmotor bedraagt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, de eigen massa van het motorrijtuig verminderd met 125 kg.
1.
Voor een personenauto bedraagt de belasting:
2.
De belasting voor een personenauto wordt verhoogd met een brandstoftoeslag, tenzij deze personenauto is bestemd om te worden aangedreven door een kracht die uitsluitend wordt ontleend aan benzine, een product dat ingevolge artikel 28 van de Wet op de accijns gelijkwaardig is aan lichte olie, of een combinatie van deze brandstoffen. De brandstoftoeslag bedraagt bij aandrijving door een kracht die:
a. wordt ontleend aan dieselolie of een product dat ingevolge artikel 28 van de Wet op de accijns gelijkwaardig is aan gasolie of een combinatie van deze brandstoffen:
€ 63,75 bij een eigen massa van 500 kg of minder;
€ 75,46 bij een eigen massa van 600 kg;
€ 87,15 bij een eigen massa van 700 kg;
€ 99,07 bij een eigen massa van 800 kg;
€ 115,94 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met € 12,57 per 100 kg eigen massa boven 900 kg;
b. niet uitsluitend wordt ontleend aan een motorbrandstof als bedoeld in de aanhef of in onderdeel a:
€ 74,79 bij een eigen massa van 500 kg of minder;
€ 89,65 bij een eigen massa van 600 kg;
€ 104,51 bij een eigen massa van 700 kg;
€ 119,37 bij een eigen massa van 800 kg;
€ 130,38 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met € 13,82 per 100 kg eigen massa boven 900 kg.
Voor de toepassing van dit lid wordt aandrijving door een kracht die wordt ontleend aan een elektromotor als bedoeld in artikel 22, derde lid, buiten beschouwing gelaten.
3.
In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, bedraagt de aldaar bedoelde brandstoftoeslag: nihil bij een eigen massa van 800 kg of minder en € 14,43 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met € 14,43 per 100 kg eigen massa boven 900 kg bij aandrijving door een kracht die wordt ontleend aan aardgas en eveneens bij aandrijving door een kracht die wordt ontleend aan vloeibaar gemaakt petroleumgas, indien:
a. voor de personenauto een typegoedkeuring is verleend als bedoeld in artikel 22 van de Wegenverkeerswet 1994 dan wel een individuele goedkeuring als bedoeld in artikel 26 van die wet, met toepassing van de normen zoals die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L 199);
b. de personenauto is voorzien van een installatie die tot gevolg heeft dat de emissies van die personenauto ten minste 30% lager zijn dan de emissienormen zoals neergelegd in de in onderdeel a bedoelde richtlijn;
c. de installatie als bedoeld in onderdeel b voldoet aan de door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde eisen; deze eisen zullen in ieder geval betrekking hebben op:
1°. de ongevoeligheid van de installatie voor de brandstofsamenstelling;
2°. het niet kunnen wijzigen van de afstelling van het systeem, anders dan door of onder toezicht van de fabrikant of leverancier;
3°. het voorzien zijn van een systeem dat de correcte werking van de installatie bewaakt en de bestuurder daarover informeert; en
d. met betrekking tot de personenauto overeenkomstig de door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde bepalingen in het kentekenregister en op het kentekenbewijs de aanduiding G3 is opgenomen.
1.
Voor een personenauto waarvan de binnenruimte is ingericht voor het vervoer en verblijf van personen en is voorzien van een vaste kook- en slaapgelegenheid en die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden en beperkingen met betrekking tot uiterlijk en inrichting, bedraagt de belasting in afwijking van artikel 23 en onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, een kwart van de ingevolge dat artikel verschuldigde belasting.
2.
Indien een personenauto als bedoeld in het eerste lid, bedrijfsmatig wordt verhuurd, bedraagt de belasting de helft van de ingevolge artikel 23 verschuldigde belasting.
Artikel 24
Op de belasting die wordt geheven voor een bestelauto is artikel 23 van overeenkomstige toepassing.
1.
Voor een bestelauto die is ingericht en wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine en voor het gelijktijdige vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel ten behoeve van die persoon, bedraagt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, de belasting op verzoek:
2.
Het eerste lid is eveneens van toepassing, indien de laadruimte van de bestelauto, in afwijking van artikel 3, eerste lid, ten gevolge van aanpassing van de bestelauto in verband met de handicap van de in het eerste lid bedoelde persoon, niet langer van de bestuurdersplaats onderscheidenlijk de cabine is afgescheiden of niet in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer.
3.
Indien de belasting voor een bestelauto wordt geheven van een ander dan de gehandicapte, is het eerste lid slechts van toepassing indien het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan door die ander en de gehandicapte gezamenlijk.
4.
Bij een verandering, anders dan aan de bestelauto, waardoor de belasting voor een bestelauto hoger of lager wordt, wordt een aanvullende aangifte gedaan. De constatering van het feit dat voor een bestelauto de aanvullende aangifte niet is gedaan, wordt gelijkgesteld met een dergelijke aangifte. De aanvullende aangifte geldt voor de tijdvakken die aanvangen na het lopende tijdvak.
5.
In geval de belasting uitsluitend hoger wordt ten gevolge van het overlijden van de gehandicapte, geldt in afwijking van het vierde lid de aanvullende aangifte voor de tijdvakken die aanvangen na het vierde tijdvak volgend op het lopende tijdvak, indien:
a. het kenteken op naam wordt gesteld van een inwonend gezinslid van het gezin waartoe de gehandicapte behoorde en op naam blijft staan van deze persoon, dan wel, indien de gehandicapte niet de houder was, het kenteken op naam blijft staan van de in het derde lid bedoelde andere persoon; en
b. de bestelauto uitsluitend gebruikt blijft worden voor het persoonlijk gebruik van degene op wiens naam het kenteken is gesteld, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen.
6.
Bij constatering van het feit dat voor een motorrijtuig geen aanvullende aangifte is gedaan in verband met een verandering, anders dan aan het motorrijtuig, waardoor de belasting hoger wordt, kan ter zake van die verandering te weinig geheven belasting worden nageheven. Artikel 33, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
7.
De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
8.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
1.
In afwijking van artikel 24 bedraagt de belasting die voor een bestelauto wordt geheven van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, niet zijnde een persoon die ingevolge artikel 7, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 met betrekking tot een bepaalde levering als ondernemer wordt aangemerkt, die de bestelauto meer dan bijkomstig bezigt in het kader van zijn onderneming:
2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid gelden de daarin opgenomen belastingbedragen voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid voor een langere dan bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een derde, slechts indien deze derde overigens voldoet aan het gestelde in het eerste lid.
3.
Bij een verandering, anders dan aan de bestelauto, waardoor de belasting voor een bestelauto hoger of lager wordt, wordt een aanvullende aangifte gedaan. De constatering van het feit dat voor een bestelauto de aanvullende aangifte niet is gedaan, wordt gelijkgesteld met een dergelijke aangifte. De aanvullende aangifte geldt voor de tijdvakken die aanvangen na het lopende tijdvak.
4.
Bij constatering van het feit dat voor een motorrijtuig geen aanvullende aangifte is gedaan in verband met een verandering, anders dan aan het motorrijtuig, waardoor de belasting hoger wordt, kan ter zake van die verandering te weinig geheven belasting worden nageheven. Artikel 33, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 25
Voor een motorrijwiel bedraagt de belasting over een tijdvak van drie maanden € 23,64.
1.
Voor een vrachtauto bedraagt de belasting:
Bij een toegestane maximum massa in kilogrammen van Over een tijdvak van drie maanden
  Zonder koppelinrichting met koppelinrichting
  Zonder luchtvering Met luchtvering zonder luchtvering Met luchtvering
  Met aantal assen met aantal assen
  2 3 4 of meer 2 3 4 of meer 2 3 of meer 2 3 of meer
Minder dan 15 000 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30
15 000 tot 23 000 € 90,62 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30
23 000 tot 25 000 € 112,32 € 112,32 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30
25 000 tot 27 000 € 112,32 € 112,32 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 100,84 € 75,30 € 75,30 € 75,30
27 000 tot 29 000 € 118,69 € 118,69 € 118,69 € 75,30 € 75,30 € 75,30 € 100,84 € 75,30 € 75,30 € 75,30
29 000 tot 31 000 € 174,86 € 174,86 € 174,86 € 118,69 € 118,69 € 118,69 € 109,73 € 107,20 € 75,30 € 75,30
31 000 tot 33 000 € 174,86 € 174,86 € 174,86 € 118,69 € 118,69 € 118,69 € 151,88 € 107,20 € 109,73 € 75,30
33 000 tot 36 000 € 174,86 € 174,86 € 174,86 € 118,69 € 118,69 € 118,69 € 228,47 € 148,03 € 151,88 € 107,20
36 000 tot 38 000 € 174,86 € 174,86 € 174,86 € 118,69 € 118,69 € 118,69 € 228,47 € 148,03 € 151,88 € 107,20
38 000 tot 40 000 € 174,86 € 174,86 € 174,86 € 118,69 € 118,69 € 118,69 € 228,47 € 202,96 € 167,19 € 148,03
40 000 en meer € 174,86 € 174,86 € 174,86 € 118,69 € 118,69 € 118,69 € 299,94 € 299,94 € 228,47 € 202,96

waarbij voor de luchtvering geldt dat deze zich bevindt op de aangedreven assen en onder luchtvering mede wordt verstaan daaraan als gelijkwaardig erkende vering als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn.
2.
De ingevolge het eerste lid verschuldigde belasting wordt verhoogd met:
a. 90% voor een EURO 0-voertuig;
b. 75% voor een EURO I-voertuig;
c. 60% voor een EURO II-voertuig.
3.
Onder EURO 0-voertuig, EURO I-voertuig, EURO II-voertuig, EURO III-voertuig, EURO IV-voertuig, EURO V-voertuig en EEV-voertuig wordt verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de richtlijn.
4.
Indien de Euronorm van een vrachtauto niet is geregistreerd, wordt voor de bepaling van de Euronorm uitgegaan van de datum van eerste toelating van deze vrachtauto zoals vermeld in het kentekenregister.
5.
De vrachtauto waarvan ten aanzien van de Euronorm geen aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs aanwezig is, wordt voor de toepassing van het tweede lid aangemerkt als:
a. EURO 0-voertuig wanneer blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs de datum voor de eerste toelating tot het verkeer voor 1 juli 1992 ligt;
b. EURO I-voertuig wanneer blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs de datum voor de eerste toelating tot het verkeer na 30  juni 1992 maar voor 1 oktober 1995 ligt;
c. EURO II-voertuig wanneer blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs de datum voor de eerste toelating tot het verkeer na 30 september 1995 maar voor 1 oktober 2000 ligt;
d. Euronorm III en hoger wanneer blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs de datum voor de eerste toelating tot het verkeer na 30 september 2000 ligt.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
Artikel 25b
Voor een motorrijtuig dat wordt gebruikt in de uitoefening van de detailhandel en dat is voorzien van een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte die blijvend is ingericht als winkel en uitsluitend als zodanig wordt gebruikt, bedraagt de belasting, in afwijking van het in deze afdeling bepaalde en onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, met overeenkomstige toepassing van artikel 22, over een tijdvak van drie maanden € 56,61, vermeerderd met € 5,66 per 1000 kg toegestane maximum massa boven 11 000 kg.
1.
Voor een autobus bedraagt de belasting:
2.
De belasting bedraagt nihil voor een autobus die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het openbaar vervoer, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet personenvervoer 2000, en die is bestemd om hoofdzakelijk te worden aangedreven door een kracht die wordt ontleend aan vloeibaar gemaakt petroleumgas als bedoeld in artikel 26, zesde lid, van de Wet op de accijns of aan aardgas.
Artikel 26
Voor een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig dat in Nederland feitelijk ter beschikking staat van een houder die niet in Nederland zijn hoofdverblijf heeft of is gevestigd, bedraagt de belasting:
over een tijdvak van de belasting over een tijdvak van drie maanden gedeeld door
1 dag 25
3 dagen 10
15 dagen 5.

De belasting bedraagt ten minste € 11.
1.
Bij wijziging van de tenaamstelling van een kentekenbewijs wegens wisseling van de houder van het motorrijtuig en bij beëindiging van een schorsing bedraagt de belasting voor het motorrijtuig over het korte tijdvak een evenredig gedeelte van de belasting over een tijdvak van drie maanden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een maand gesteld op dertig dagen.
2.
Bedragen van € 5 en minder worden niet geheven.
1.
Voor een personenauto, een bestelauto of een vrachtauto waarvoor een kenteken is opgegeven dat:
a. [vervallen;]
b. wordt gehouden door een kermis- of circusexploitant en wordt gebruikt voor het vervoer van kermis- of circusbenodigdheden;
c. is ingericht als werktuig of als werkplaats;
d. [vervallen;]
e. [vervallen;]
f. is ingericht voor het vervoer van paarden ten behoeve van de paardensport en uitsluitend niet-beroepsmatig wordt gebruikt,
bedraagt de belasting in afwijking van de artikelen 23, 24, 24a, 24b of 25a een kwart van de ingevolge die artikelen verschuldigde belasting.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.
Artikel 31
In afwijking van het in dit hoofdstuk bepaalde bedraagt de belasting nihil voor een motorrijtuig dat is ingericht en bestemd om uitsluitend te worden aangedreven door een elektromotor mits de elektrische energie uitsluitend door een batterij of door een brandstofcel wordt geleverd, of door een verbrandingsmotor die kan worden gevoed met waterstof.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen
+ Hoofdstuk II. Belastingplichtige
+ Hoofdstuk III. Wijze van heffing
- Hoofdstuk IV. Tarief
+ Hoofdstuk V. Naheffing
+ Hoofdstuk VI. Teruggaaf bedrijfsvoertuigenpark
+ Hoofdstuk VII. Motorrijtuigen in een bedrijfsvoorraad of bij een herstelbedrijf
+ Hoofdstuk VIII. Vrijstellingen
+ Hoofdstuk IX. Controle
+ Hoofdstuk X. Bijzondere bepalingen
+ Hoofdstuk Xa. Overgangsrecht oudere motorrijtuigen
+ Hoofdstuk XI. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht
Jurisprudentie
Voorbeelden van het gebruik van deze artikel(en) in rechterlijke uitspraken