Wet van 30 januari 1997, houdende instelling van een vast college van advies op het terrein van de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening (Wet op de Raad voor de volksgezondheid en zorg)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een vast college van advies van het Rijk in te stellen op het terrein van de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening en dat het in verband met artikel 79 van de Grondwet noodzakelijk is daartoe wettelijke bepalingen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1.
Er is een Raad voor de volksgezondheid en zorg.
2.
De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht andere leden.
Artikel 2
De Raad heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over de hoofdlijnen van het te voeren beleid op het gebied van de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening alsmede op andere gebieden, voor zover deze raakvlakken hebben met de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening.
Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1996, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 1997.
Artikel 4
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de Raad voor de volksgezondheid en zorg.
Gegeven te 's-Gravenhage, 30 januari 1997
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
Uitgegeven de vierde maart 1997
De Minister van Justitie,