1.
De eilandsraad kan op aanvraag van het bevoegd gezag een school voor bekostiging in aanmerking brengen indien er, met inachtneming van hetgeen is bepaald in
artikel 47, sprake is van voldoende behoefte aan die school. Bij inwilliging van de aanvraag ontstaat de aanspraak op bekostiging met ingang van het schooljaar volgend op de inwilliging, dan wel een eerder door de eilandsraad vast te stellen moment.
2.
Bij eilandsverordening wordt vastgesteld de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde behoefte wordt bepaald, en worden voorschriften gegeven met betrekking tot de indiening en behandeling van aanvragen om bekostiging op grond van het eerste lid. Bij het vaststellen van deze voorschriften geldt als uitgangspunt dat op de aanvraag wordt beslist binnen negen maanden na ontvangst van de aanvraag.
1.
De vergoeding heeft ten minste betrekking op:
b.
onderhoud, beveiliging, verzekering en vervanging van inventaris;
c.
onderhoud, beveiliging en verzekering van gebouwen en terreinen;
e.
administratie, beheer en bestuur;
h.
huur van gebouwen en terreinen;
i.
investeringen in gebouwen en terreinen;
2.
De vergoeding is toereikend met het oog op een goede verzorging van het funderend onderwijs.
3.
Voor onderwijsondersteunende activiteiten kan het bestuurscollege een afzonderlijke vergoeding toekennen.
4.
Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden voor zover van toepassing geregeld:
a.
de gevallen waarin de niet in het eerste lid genoemde kostensoorten voor vergoeding in aanmerking komen;
b.
de wijze waarop vergoedingen als bedoeld in het eerste lid worden berekend;
c.
de voorwaarden waaronder een vergoeding als bedoeld in het derde lid kan worden toegekend;
d.
de wijze waarop de vergoedingen beschikbaar worden gesteld aan de bevoegde gezagsorganen, daaronder in elk geval begrepen regels over de betalingswijze, de betalingstermijnen, voor zover van toepassing de bevoorschotting en het al dan niet mede voor andere, alsdan aan te wijzen doeleinden mogen aanwenden van de vergoedingen, en
e.
de verantwoording van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de aanwending van de vergoedingen.
5.
Vooruitlopend op een wijziging van het eerste lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur kostensoorten worden aangewezen waarop de vergoeding eveneens betrekking heeft.
1.
De eilandsraad kan besluiten dat een school niet meer voor bekostiging in aanmerking komt, indien niet langer sprake is van voldoende behoefte aan die school. De wijze waarop wordt vastgesteld dat niet langer sprake is van voldoende behoefte, wordt geregeld bij eilandsverordening, met dien verstande dat daarin ten aanzien van de bepaling van mate van behoefte slechts geobjectiveerde normen met betrekking tot de minimale omvang van het leerlingenbestand, welke noodzakelijk geacht mag worden om een school in de zin van deze wet in stand te kunnen houden, gesteld kunnen worden. De behoefte wordt niet in voldoende mate aanwezig geacht indien de school naar mening van de eilandsraad bezocht zal worden door minder dan 75 leerlingen.
2.
In geval van een beslissing als bedoeld in het eerste lid, vervalt de aanspraak op bekostiging voor een school op een nader door de eilandsraad te bepalen tijdstip, welk tijdstip in elk geval samenvalt met het einde van een schooljaar.
1.
Het bevoegd gezag van een bijzondere school geeft het bestuurscollege alle inlichtingen die het voor de toepassing van deze titel verlangt. De informatie wordt verstrekt in een door het bestuurscollege vast te stellen vorm.
2.
Het bevoegd gezag, de eilandsraad en het bestuurscollege verschaffen aan Onze Minister alle informatie die deze nodig acht ten behoeve van een goede uitvoering van deze wet en voor het door hem te voeren beleid met betrekking tot het funderend onderwijs. De informatie wordt verstrekt in een door Onze Minister vast te stellen vorm.
1.
Indien het bevoegd gezag van een niet door het bestuurscollege in stand gehouden school een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift niet nakomt, kan het bestuurscollege bepalen dan wel bepaalt het bestuurscollege op aanwijzing van Onze Minister, dat de vergoeding of de bevoorschotting op de vergoeding geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden dan wel opgeschort.
2.
Het bestuurscollege kent de vergoeding wederom toe, indien hem blijkt, dan wel Onze Minister te kennen heeft gegeven, dat de reden voor de toepassing van het eerste lid is vervallen.
3.
Afschrift van een beslissing als bedoeld in het eerste en tweede lid zendt het bestuurscollege aan Onze Minister.
4.
Indien het bestuurscollege een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift niet nakomt, informeert Onze Minister de eilandsraad.