1.
Degene die met een voertuig over de weg gevaarlijke stoffen vervoert, is verplicht de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 als zodanig aangeduide bebouwde kommen van gemeenten te vermijden.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is:
a. ten behoeve van het laden of lossen, of
b. omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is.
1.
Onze Minister kan besluiten in het belang van de openbare veiligheid een weg, binnenwater of hoofdspoorweg aan te wijzen waarover het wegvervoer, het binnenwatervervoer onderscheidenlijk het spoorvervoer van bij dat besluit te bepalen gevaarlijke stoffen niet is toegestaan.
2.
Bij een besluit als bedoeld in het eerste lid kan Onze Minister bepalen dat het verbod uitsluitend geldt voor een bij dat besluit te bepalen periode van het jaar of van de dag.
3.
Onze Minister maakt in elk geval gebruik van zijn bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, indien de risicoplafonds blijkens het onderzoek, bedoeld in artikel 15, eerste of tweede lid, worden of dreigen te worden overschreden en andere maatregelen naar zijn oordeel niet of niet tijdig kunnen worden getroffen.
1.
Onze Minister maakt ten aanzien van het spoorvervoer van chloor en ammoniak gebruik van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 20, eerste lid, voor zover dat vervoer plaatsvindt in een ketelwagen, tank of tankcontainer.
2.
Het besluit, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op spoorvervoer van chloor en ammoniak van rechtspersonen ten aanzien waarvan mede door Onze Minister met die rechtspersonen voor inwerkingtreding van dit artikel afspraken zijn gemaakt en voor zover dat vervoer gelet op die afspraken resteert of kan resteren.
1.
Bij de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 20, voor zover dat betrekking heeft op wegen of binnenwateren, betrekt Onze Minister de beheerder van de wegen respectievelijk binnenwateren, die in de nabijheid zijn gelegen van de bij dat besluit aan te wijzen wegen onderscheidenlijk binnenwateren.
2.
Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 20 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
1.
Provinciale staten wijzen ten behoeve van het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen een netwerk aan dat bestaat uit bij de provincie of bij waterschappen in beheer zijnde wegen of weggedeelten, niet zijnde de krachtens artikel 13, eerste lid, vastgestelde wegen.
2.
Provinciale staten dragen er zorg voor dat het provinciaal netwerk, bedoeld in het eerste lid, aansluit op de krachtens artikel 13, eerste lid, aangewezen wegen.
3.
Met het oog op de afstemming met het crisisplan, bedoeld in artikel 16 van de Wet veiligheidsregio’s, zenden provinciale staten een ontwerp van hun besluit aan de besturen van veiligheidsregio’s.
4.
Artikel 22 is van overeenkomstige toepassing op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid.
5.
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
1.
Bij regeling van Onze Minister worden de gevaarlijke stoffen aangewezen, voor zover de gevaarzetting daartoe aanleiding geeft, waar een besluit als bedoeld in het tweede lid op van toepassing is. De aanwijzing van de gevaarlijke stoffen kan in nader te bepalen hoeveelheden geschieden.
2.
De gemeenteraad kan met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen op zijn grondgebied gelegen wegen aanwijzen waarover de krachtens het eerste lid aangewezen gevaarlijke stoffen uitsluitend mogen worden vervoerd.
3.
Wegen die in het beheer zijn bij de provincies of het waterschap kunnen slechts worden aangewezen, voor zover deze deel uit maken van het provinciaal netwerk, bedoeld in artikel 23, eerste lid.
4.
Bij een besluit als bedoeld in het tweede lid, draagt de gemeenteraad er zorg voor dat de aangewezen wegen aansluiten op:
a. de krachtens artikel 13, eerste lid, aangewezen wegen, voor zover gelegen op het grondgebied van de gemeente of op dat grondgebied aansluiten;
b. het provinciaal netwerk, bedoeld in artikel 23, voor zover gelegen op het grondgebied van de gemeente of op dat grondgebied aansluiten;
c. wegen of weggedeelten in de aangrenzende gemeente voor zover ten aanzien daarvan toepassing is gegeven aan het tweede lid.
5.
Een besluit als bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de krachtens artikel 13, eerste lid, aangewezen wegen.
6.
Met het oog op de afstemming met het crisisplan, bedoeld in artikel 16 van de Wet veiligheidsregio’s, zendt de gemeenteraad een ontwerp van zijn besluit aan de besturen van veiligheidsregio’s.
7.
Artikel 22 is van overeenkomstige toepassing op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het tweede lid.
8.
Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
9.
Binnen een jaar nadat het provinciaal netwerk, bedoeld in artikel 23, is aangewezen of is gewijzigd wordt een reeds van kracht zijnde gemeentelijke aanwijzing als bedoeld in het tweede lid, zo nodig in overeenstemming gebracht met het derde en vierde lid.
10.
Het negende lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de krachtens artikel 13, eerste lid, aangewezen wegen.
Artikel 25
De door de gemeenteraad op grond van artikel 24 onderscheidenlijk door Onze Minister op grond van artikel 20 aangewezen wegen of weggedeelten worden aangeduid door borden overeenkomstig de daarvoor op grond van de Wegenverkeerswet 1994 aangewezen modellen.
1.
Het is verboden de bij een op grond van artikel 20, eerste lid, genomen besluit aangewezen stoffen te vervoeren over de bij dat besluit aangewezen wegen, binnenwateren, of hoofdspoorwegen. Voor zover van de in artikel 20, tweede lid bedoelde bevoegdheid gebruik is gemaakt, is het verbod, bedoeld in de eerste volzin, uitsluitend in de bij dat besluit bepaalde periode van toepassing.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien redelijkerwijs geen alternatieve route beschikbaar is voor het vervoer van de bij het besluit aangewezen stoffen, vanwege incidenten of onvoorziene omstandigheden op of nabij die alternatieve route of routes.
1.
Onze Minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 26:
a. indien dit noodzakelijk is voor het laden en lossen;
b. ten behoeve van vervoer waarvoor aanvullende maatregelen zijn getroffen, waarvan naar het oordeel van Onze Minister redelijkerwijs een beperking van de kans op of de effecten van een ongeval gedurende dat vervoer is te verwachten.
2.
Voor zover het verbod, bedoeld in artikel 26, betrekking heeft op het spoorvervoer van chloor en ammoniak, kan Onze Minister, in afwijking van het eerste lid, daarvan uitsluitend ontheffing verlenen indien redelijkerwijs geen andere wijze van vervoer van die stoffen beschikbaar is en het vervoer naar het oordeel van Onze Minister vanwege maatschappelijk belang noodzakelijk is.
3.
Onze Minister kan op verzoek van Onze Minister van Defensie ontheffing verlenen van artikel 26, indien dat noodzakelijk is ten behoeve van militaire oefeningen.
4.
Onze Minister kan een ontheffing weigeren op gronden aan de openbare veiligheid ontleend.
5.
Op verzoek van Onze Minister van Defensie verleent Onze Minister ontheffing van artikel 26 voor het vervoer met vervoermiddelen die in eigendom toebehoren aan of zich bevinden onder de verantwoordelijkheid van de krijgsmacht of van de krijgsmacht van een andere mogendheid:
a. ten behoeve van het laden en lossen op militaire locaties;
b. ten behoeve van het ruimen van ontploffingsgevaarlijke stoffen door onder Onze Minister van Defensie ressorterende opruimingsdiensten van explosieven.
6.
Artikel 9, derde en vierde lid en artikel 10 zijn van overeenkomstige toepassing op krachtens het eerste, tweede, derde en vijfde lid verleende ontheffingen.
7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld:
a. ter nadere invulling van de gronden aan de openbare veiligheid ontleend, bedoeld in het vierde lid;
b. met betrekking tot de gegevens die bij een aanvraag om een ontheffing worden verstrekt, en
c. ten aanzien van de beperkingen die aan een ontheffing kunnen worden verbonden.
8.
Bij het stellen van de regels, bedoeld in het zevende lid, kan Onze Minister onderscheid maken in het wegvervoer, het binnenwatervervoer en het spoorvervoer.
Artikel 28
Onverminderd artikel 24, vijfde lid, is het verboden de gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 24, eerste lid, te vervoeren over andere wegen dan de bij een besluit als bedoeld in artikel 24, tweede lid, aangewezen wegen.
1.
Van artikel 28 kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen, indien dit noodzakelijk is voor het laden en lossen.
2.
Op verzoek van Onze Minister van Defensie verlenen burgemeester en wethouders ontheffing van artikel 28 voor het vervoer met vervoermiddelen die in eigendom toebehoren aan of zich bevinden onder de verantwoordelijkheid van de krijgsmacht of van de krijgsmacht van een andere mogendheid:
a. ten behoeve van het laden en lossen op militaire locaties;
b. ten behoeve van het ruimen van ontploffingsgevaarlijke stoffen door onder Onze Minister van Defensie ressorterende opruimingsdiensten van explosieven.
3.
Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van Onze Minister van Defensie ontheffing verlenen van artikel 28, indien dat noodzakelijk is ten behoeve van militaire oefeningen.
4.
Artikel 9, tweede tot en met vierde lid, en artikel 10 zijn van overeenkomstige toepassing.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen
+ Hoofdstuk II. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk III. Het basisnet
- Hoofdstuk IIIa. Routering
+ Hoofdstuk IV. Handhaving
+ Hoofdstuk V. Overige bepalingen
+ Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht