1.
De in
artikel 1, tweede lid, bedoelde ambtenaar van de gemeente waarin de onroerende zaak is gelegen, stelt de waarde van de onroerende zaak vast bij een voor bezwaar vatbare beschikking.
2.
De bij de beschikking vastgestelde waarde geldt voor een kalenderjaar.
1.
De beschikking bevat in ieder geval:
a.
de naam, het adres en de woon- of vestigingsplaats van degene te wiens aanzien de beschikking wordt genomen;
b.
een aanduiding van de onroerende zaak;
c.
de aan de onroerende zaak toegekende waarde;
e.
het kalenderjaar waarvoor de beschikking geldt.
2.
Het niet naleven van de voorschriften van het eerste lid brengt geen nietigheid van de beschikking mee.
1.
De beschikking wordt genomen binnen acht weken na het begin van het kalenderjaar waarvoor zij geldt.
2.
Het niet naleven van het voorschrift van het eerste lid brengt geen nietigheid van de beschikking mee.
3.
De bekendmaking van de beschikking geschiedt terstond door toezending aan:
a.
degene die aan het begin van het kalenderjaar het genot heeft van de onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;
b.
degene die aan het begin van het kalenderjaar de onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt.
Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt van de beschikking mededeling gedaan aan de afnemers.
4.
Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a, kan, indien er met betrekking tot een zelfde onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht kan worden aangewezen, bekendmaking plaatsvinden aan één van hen.
5.
Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, wordt:
a.
gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in
artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;
b.
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;
c.
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld.
6.
Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, kan, met inachtneming van het vierde lid, indien er met betrekking tot een zelfde onroerende zaak meer dan één gebruiker is, bekendmaking plaatsvinden aan één van hen.
7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot de in het derde lid, slotzin, bedoelde mededeling nadere regels worden gesteld.
8.
Indien aan een belanghebbende ingevolge het derde lid, aanhef en onderdelen a en b, twee of meer beschikkingen als bedoeld in
artikel 22, eerste lid, moeten worden gezonden, kunnen deze beschikkingen worden verenigd in één geschrift.
9.
Indien ten aanzien van degene aan wie ingevolge het derde lid de bekendmaking van de beschikking dient te geschieden een aanslag onroerende-zaakbelastingen als bedoeld in
artikel 220 van de Gemeentewet wordt vastgesteld waarbij als heffingsmaatstaf geldt de bij de beschikking vastgestelde waarde van de onroerende zaak, geschiedt in afwijking van de vorige leden de bekendmaking van de beschikking in één geschrift met het aanslagbiljet onroerende-zaakbelastingen. Het niet naleven van de eerste volzin brengt geen nietigheid van de beschikking mee.
1.
Indien in de loop van het kalenderjaar waarvoor de waarde van een onroerende zaak is vastgesteld een ander dan degene te wiens aanzien een beschikking houdende de vaststelling van de waarde van die zaak is genomen, de hoedanigheid verkrijgt van degene, bedoeld in
artikel 24, derde lid, onderdeel a of onderdeel b,:
3.
De beschikking bevat in ieder geval de in
artikel 23 bedoelde gegevens, alsmede een vermelding van het in het tweede lid bedoelde tijdstip.
1.
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de waarde te laag is vastgesteld, kan de in
artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar de in
artikel 22, eerste lid, of
artikel 26, eerste lid, bedoelde beschikking herzien bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de in
artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren.
1.
Ten aanzien van degene die aannemelijk maakt belang te hebben bij de vastgestelde waarde van een onroerende zaak ingevolge de
artikelen 22, eerste lid,
26, eerste lid, dan wel
artikel 27, eerste lid, en aan wie niet op de voet van de
artikelen 24, derde tot en met zesde en achtste lid,
26, vierde lid, dan wel
27, derde lid, de beschikking ter zake is toegezonden, neemt de in
artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar binnen acht weken na een daartoe gedaan verzoek een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in
artikel 22, eerste lid,
artikel 26, eerste lid, dan wel
artikel 27, eerste lid. Van een belang is sprake als het waardegegeven op grond van een wettelijk voorschrift wordt gebruikt, en de belanghebbende door dit gebruik in zijn individuele belang kan worden geraakt.
2.
De ingevolge het eerste lid genomen beschikking treedt in de plaats van de in de
artikelen 22, eerste lid,
26, eerste lid, dan wel
artikel 27, eerste lid, bedoelde beschikking met ingang van het in het eerste lid bedoelde verzoek aan te geven tijdstip, met dien verstande dat dit tijdstip niet eerder kan zijn gelegen dan bij het begin van het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin dat verzoek is gedaan.
3.
De beschikking bevat de in
artikel 23 bedoelde gegevens, alsmede een vermelding van het in het tweede lid bedoelde tijdstip.
4.
De bekendmaking van de beschikking geschiedt door toezending aan degene te wiens aanzien zij is genomen.
1.
Indien bij de uitspraak op een bezwaarschrift dan wel bij een ambtshalve door de in
artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar genomen besluit met betrekking tot een op de voet van
dit hoofdstuk genomen beschikking:
a.
die beschikking wordt vernietigd;
b.
de bij die beschikking vastgestelde waarde wordt verminderd of verhoogd, geschiedt de bekendmaking daarvan aan de belanghebbenden die het aangaat en de mededeling daarvan aan de afnemers met overeenkomstige toepassing van
artikel 24, derde tot en met achtste lid, en met inachtneming van
artikel 28; mededeling van de uitspraak op een bezwaarschrift aan de afnemers geschiedt eerst indien deze onherroepelijk vaststaat.
2.
Indien de in het eerste lid bedoelde vernietiging, vermindering of verhoging plaatsvindt krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak, doet de in
artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar daarvan mededeling aan de belanghebbenden die het aangaat met overeenkomstige toepassing van
artikel 24, derde tot en met achtste lid, en met inachtneming van
artikel 28.
3.
Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de mededeling aan de belanghebbenden die het aangaat, bedoeld in het tweede lid, wordt mededeling gedaan aan de afnemers met overeenkomstige toepassing van
artikel 24, derde tot en met achtste lid.