1.
In de zaken die ingevolge het bij of krachtens
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde met een verzoekschrift worden ingeleid, is, tenzij anders is bepaald, bevoegd de rechter van de woonplaats van de rechtspersoon. Nadat de rechtspersoon is opgehouden te bestaan blijft deze rechter bevoegd in zaken betreffende de vereffening, de benoeming van bewaarders van boeken en bescheiden en het verlenen van machtiging tot inzage in boeken en bescheiden.
2.
Het verzoekschrift vermeldt, onverminderd het in
artikel 278 bepaalde, de naam en de woonplaats van de rechtspersoon.
3.
De rechter gelast in ieder geval de oproeping van de rechtspersoon.
Artikel 996
Hoger beroep moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van de eindbeschikking in zaken.
a.
tot ontbinding van een rechtspersoon of tot verkrijging van een verklaring dat en op welk tijdstip een rechtspersoon ingevolge haar statuten is ontbonden;
b.
tot verkrijging van een machtiging tot omzetting van een rechtspersoon;
c.
tot doorhaling, aanvulling of wijziging van hetgeen is ingeschreven in het in
artikel 29 lid 1 of in artikel 289 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register;
d.
tot wijziging van de statuten van een stichting;
e.
tot nietigverklaring van een wijziging van de statuten van een stichting, en
f.
tot wijziging van of voorziening in het bestuur van een stichting.
2.
Van de dag waarop de behandeling zal plaatsvinden, wordt door de griffier aankondiging gedaan in de Nederlandse Staatscourant en in een landelijk verspreid dagblad.
3.
Voorts geeft de griffier kennis aan het kantoor van het handelsregister, waar de vennootschap is ingeschreven.
4.
De rechtbank hoort de schuldeisers onderscheidenlijk de wederpartijen die zijn verschenen.
5.
Hoger beroep moet binnen drie weken na de dagtekening van de eindbeschikking worden ingesteld bij de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De voorgaande leden vinden in hoger beroep overeenkomstige toepassing.
2.
Binnen twee weken na de betekening stelt de vennootschap de niet gedagvaarde aandeelhouders schriftelijk in kennis van de inhoud van de dagvaarding.
3.
Van ieder vonnis wordt een afschrift door de griffier behalve aan partijen tevens aan de vennootschap toegezonden. Een afschrift van het vonnis als bedoeld in
artikel 340 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt onverwijld door de eiser aan de gedaagden en de vennootschap betekend.
4.
Tegen het vonnis is geen verzet van derden mogelijk als bedoeld in
artikel 376 van dit wetboek.