Artikel 368
Het rechtsgeding wordt voor de politierechter vervolgd indien naar het aanvankelijke oordeel van het openbaar ministerie de zaak van eenvoudige aard is, in het bijzonder ook ten aanzien van het bewijs en de toepassing van de wet, terwijl de te requireren gevangenisstraf niet meer dan een jaar mag bedragen.
1.
De politierechter is niet bevoegd tot oplegging van een gevangenisstraf van meer dan een jaar.
2.
Indien de politierechter oordeelt dat de zaak door een meervoudige kamer van de rechtbank moet worden behandeld, verwijst hij de zaak daarheen. Dit geschiedt in elk geval indien naar het oordeel van de politierechter de toepassing van
artikel 37a, eerste lid, of
artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht in overweging behoort te worden genomen.
1.
De termijn van dagvaarding is ten minste drie dagen.
2.
Ingeval de termijn van dagvaarding korter is dan acht dagen moet het bezwaarschrift, bedoeld in
artikel 262, eerste lid, worden ingediend voor het tijdstip van de terechtzitting dat in de dagvaarding staat vermeld.
1.
Aan de verdachte die is aangehouden voor een strafbaar feit dat voor de politierechter wordt vervolgd, kan een verkorte dagvaarding worden uitgereikt.
Artikel 260, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
De verkorte dagvaarding bevat:
a.
een oproeping om een bepaalde dag en uur op de terechtzitting voor de politierechter te verschijnen terzake van een kort omschreven feit;
b.
de mededeling van de rechten en bevoegdheden, op welke de verdachte ingevolge
artikel 260, derde lid, opmerkzaam moet worden gemaakt;
c.
de aankondiging dat de verkorte dagvaarding zal worden aangevuld en een mededeling over de rechtsgevolgen die zijn verbonden aan het al dan niet verschijnen op de terechtzitting.
3.
De verkorte dagvaarding wordt voor de terechtzitting aangevuld met een telastlegging die voldoet aan de eisen van
artikel 261, eerste lid; deze aanvulling wordt ten minste drie dagen voor de terechtzitting toegezonden aan het door de verdachte opgegeven adres.
Artikel 371
In geval de verdachte is gedagvaard om voor de politierechter te verschijnen, kan de politierechter optreden als raadkamer met betrekking tot:
c.
de behandeling van het bezwaarschrift tegen de dagvaarding.
Artikel 372
Wanneer de verdachte bij zijn eerste verschijning op de terechtzitting in het belang van zijn verdediging uitstel verzoekt, schorst de politierechter het onderzoek voor bepaalde tijd, indien het verzoek hem gegrond voorkomt.
Artikel 373
De officier van justitie is bevoegd getuigen, deskundigen en tolken mondeling op te roepen of te doen oproepen om voor de politierechter te verschijnen. In het laatste geval geschiedt de oproeping door ambtenaren of functionarissen die Onze Minister van Veiligheid en Justitie daartoe heeft aangewezen.
1.
Tenzij de ter terechtzitting verschenen verdachte of zijn aldaar aanwezige raadsman voorlezing of mededeling van de korte inhoud van bepaald aangeduide stukken verlangt, kan de politierechter in plaats van de voorlezing van de processen-verbaal, de verslagen van deskundigen of andere stukken vermeld in
artikel 301, gelasten dat in het proces-verbaal van de terechtzitting wordt aangetekend dat die stukken zijn overgelegd; daarop mag ook ten bezware van de verdachte acht worden geslagen.
2.
De politierechter die tegen de niet verschenen verdachte verstek heeft verleend, kan afzien van het afzonderlijk melding maken van de in het eerste lid bedoelde stukken, dan wel afzien van het geven van de in het eerste lid bedoelde last.
1.
Indien de verdachte overeenkomstig
artikel 53 is aangehouden en aan de officier van justitie is voorgeleid, kan hij worden gedagvaard om voor de politierechter te verschijnen en nog diezelfde dag ter terechtzitting worden geleid.
Artikel 279 en de termijn bedoeld in
artikel 370 blijven in dit geval buiten toepassing.
2.
Na aanhouding van de verdachte ingevolge
artikel 53 door een opsporingsambtenaar, kunnen door die ambtenaar mondeling getuigen worden uitgenodigd om te verschijnen voor de officier van justitie of de hulpofficier van justitie, aan wie de verdachte wordt voorgeleid.
3.
Indien de verdachte op de wijze bedoeld in het eerste lid is gedagvaard, kan de dagvaarding, in afwijking van
artikel 261, eerste lid, bestaan in een korte aanduiding van het telastegelegde feit.
1.
Indien de dagvaarding overeenkomstig
artikel 375, derde lid heeft bestaan in een korte aanduiding van het telastegelegde feit, doet de officier van justitie ter terechtzitting bij de voordracht van de zaak mondeling en na voorlezing, schriftelijk nadere opgave van het feit.
2.
De nadere opgave voldoet aan de eisen van
artikel 261, eerste lid; zij geldt voor wat betreft de grondslag van de verdere vervolging als dagvaarding.
1.
Bij toepassing van
artikel 369, tweede lid, wordt de zaak op de bestaande telastlegging voor de meervoudige kamer aanhangig gemaakt door aanzegging of oproeping van de verdachte vanwege de officier van justitie tegen de dag van de nadere terechtzitting. De
artikelen 260, tweede lid,
263 en
265 zijn van toepassing.
2.
De zaak wordt op de gewone wijze voortgezet, met dien verstande dat de beraadslaging bedoeld in de
artikelen 348 en
350, mede geschiedt naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting voor de politierechter, zoals dit volgens het proces-verbaal van die terechtzitting heeft plaats gehad.
Artikel 322, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
De rechtbank beveelt dat het onderzoek op de terechtzitting opnieuw wordt aangevangen, tenzij de officier van justitie en de verdachte instemmen met hervatting in de stand waarin het onderzoek zich op het tijdstip van de verwijzing bevond.
1.
De politierechter geeft na de sluiting van het onderzoek op de terechtzitting hetzij onmiddellijk hetzij diezelfde dag op een door hem bij de sluiting van het onderzoek te bepalen uur mondeling vonnis.
2.
Het vonnis wordt in het proces-verbaal der terechtzitting aangetekend op de wijze door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te bepalen
a.
indien de politierechter dit ambtshalve, op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de verdachte of zijn raadsman, bij de uitspraak bepaalt;
b.
indien de officier van justitie, de verdachte of zijn raadsman, dan wel de benadeelde partij uiterlijk drie maanden na de uitspraak daartoe een vordering indient of het verzoek doet;
c.
indien een gewoon rechtsmiddel tegen het vonnis is aangewend, tenzij het aanwenden van het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is geschied of sprake is van een vonnis als bedoeld in
artikel 410a, eerste lid;
d.
indien het vonnis bij verstek is gewezen en de dagvaarding niet in persoon is betekend en zich geen omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of nadere terechtzitting aan de verdachte bekend was, terwijl op de terechtzitting getuigen of deskundigen zijn gehoord dan wel een benadeelde partij zich in het strafproces heeft gevoegd, tenzij sprake is van een vonnis als bedoeld in
artikel 410a, eerste lid.
3.
Zodra het proces-verbaal der terechtzitting is getekend, kunnen de verdachte, zijn raadsman of de benadeelde partij daarvan kennis nemen. De politierechter verstrekt desgevraagd een afschrift van het proces-verbaal aan de verdachte, zijn raadsman of de benadeelde partij.
1.
Behoudens het bepaalde in
artikel 378, tweede lid, en indien schriftelijk vonnis wordt gewezen, blijft het opmaken van het proces-verbaal der terechtzitting achterwege en wordt de uitspraak binnen tweemaal vier en twintig uur op een aan het dubbel van de dagvaarding te hechten stuk aangetekend. De aantekening wordt door de politierechter gewaarmerkt.
2.
De gegevens die de aantekening, bedoeld in het vorige lid, moet bevatten, worden, onverminderd het bepaalde in
artikel 381, derde lid, vastgesteld door Onze Minister van Veiligheid en Justitie. De aantekening vermeldt in ieder geval:
1°.
de naam van de politierechter, de dag van de uitspraak en de omstandigheid of de uitspraak bij verstek of op tegenspraak is gedaan;
2°.
indien een veroordeling is uitgesproken, het strafbare feit dat het bewezenverklaarde oplevert;
3°.
de opgelegde straf of maatregel, alsmede de wettelijke voorschriften waarop deze is gegrond.
3.
Indien de aanduiding van het feit in de dagvaarding bij de nadere opgave van het feit op grond van
artikel 376, eerste lid, is verbeterd of aangevuld, geschiedt de aantekening nadat de verbetering of aanvulling in het dubbel is verwerkt en door de politierechter is gewaarmerkt.
4.
Zodra de aantekening is gewaarmerkt, kunnen de verdachte en zijn raadsman daarvan kennis nemen. De politierechter verstrekt desgevraagd een afschrift van de aantekening aan de verdachte en zijn raadsman.
5.
Wordt alsnog aan
artikel 378, tweede lid, onder b of c, toepassing gegeven, dan komt de in de vorige leden van dit artikel bedoelde aantekening te vervallen. De griffier haalt alsdan de aantekening door.
1.
De politierechter is bevoegd een schriftelijk vonnis te wijzen. Op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of zijn raadsman of van de benadeelde partij is hij daartoe verplicht, tenzij naar zijn oordeel daarmee geen redelijk belang is gediend.
2.
De uitspraak mag alsdan in geen geval later plaatsvinden dan op de veertiende dag na sluiting van het onderzoek.
Artikel 380
Indien de politierechter of de plaatsvervanger die over de zaak geoordeeld heeft, tot de uitspraak van het schriftelijk vonnis buiten staat is, geschiedt zij, in het eerste geval door een plaatsvervanger en, in het tweede geval, door den politierechter of een andere plaatsvervanger.
1.
Zowel de officier van justitie als de verdachte kunnen na de mededeling betreffende het rechtsmiddel dat tegen het vonnis openstaat, ter terechtzitting afstand doen van de bevoegdheid om dat rechtsmiddel aan te wenden. Op zijn recht daartoe wordt de verdachte opmerkzaam gemaakt.
2.
Afstand ter terechtzitting van rechtsmiddelen wordt in het proces-verbaal dier terechtzitting vermeld.
3.
Indien het opmaken van het proces-verbaal van de terechtzitting achterwege is gebleven, geschiedt de vermelding, dat afstand van rechtsmiddelen is gedaan, in de aantekening, bedoeld in
artikel 378a, eerste lid.