1.
Wanneer het openbaar ministerie van oordeel is dat toepassing behoort te worden gegeven aan een der bepalingen van de
artikelen 38b,
38c,
38i of
38k van het Wetboek van Strafrecht, dient het een daartoe strekkende, met redenen omklede, vordering in. Heeft de ter beschikking gestelde een verzoek als bedoeld in de
artikelen 38b of
38i van het Wetboek van Strafrecht gedaan, dan wordt dat verzoek door de griffier ter kennis gebracht van het openbaar ministerie, dat daarop zo spoedig mogelijk een conclusie neemt.
3.
Tot kennisneming van de vordering of het verzoek is bij uitsluiting bevoegd de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennis genomen van het misdrijf ter zake waarvan de terbeschikkingstelling is gelast.
4.
Acht de rechtbank zich onbevoegd dan verwijst zij de zaak naar de rechtbank die haar behoort te berechten. De vordering wordt in dat geval geacht te zijn ingediend door de officier van justitie van die laatste rechtbank.
5.
Onmiddellijk na de indiening van de vordering of conclusie bepaalt de voorzitter een dag voor het onderzoek van de zaak, tenzij de summiere kennisneming van de stukken de rechtbank aanleiding geeft de vordering of het verzoek buiten verdere behandeling te laten.
6.
Indien een bevel tot voorlopige verpleging dan wel een bevel tot voorlopige hervatting van de verpleging is gegeven, vindt het onderzoek zo spoedig mogelijk, in elk geval, binnen één maand na het indienen van de vordering plaats.
7.
Het openbaar ministerie doet vervolgens zo spoedig mogelijk de ter beschikking gestelde en de reclasseringsmedewerker tijdig tot het bijwonen van het onderzoek oproepen, onder betekening van de vordering of conclusie aan de ter beschikking gestelde. Oproeping van de reclasseringsmedewerker kan achterwege blijven, indien de vordering is gegrond op
artikel 38la, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
8.
Indien het openbaar ministerie een vordering doet tot toepassing van
artikel 38la, is
artikel 509q van overeenkomstige toepassing.
2.
De termijn als bedoeld in het eerste lid kan door de rechtbank, op een met redenen omklede vordering van het openbaar ministerie, worden verlengd voor de duur van maximaal zeven weken indien het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist.
3.
De rechtbank doet zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen drie dagen na indiening van de vordering, uitspraak op een vordering als bedoeld in het eerste of tweede lid. Deze uitspraak is dadelijk uitvoerbaar.
2.
De raadsman is bevoegd bij het onderzoek tegenwoordig te zijn en van alle daarop betrekking hebbende stukken kennis te nemen.
1.
Zowel het openbaar ministerie als de ter beschikking gestelde en diens raadsman zijn bevoegd getuigen en deskundigen te doen dagvaarden of schriftelijk te doen oproepen. De voorzitter kan voorts de dagvaarding of oproeping van getuigen en deskundigen vanwege het openbaar ministerie bevelen. Andere personen kunnen op zijn last door de griffier worden uitgenodigd om bij het onderzoek tegenwoordig te zijn.
2.
De ter beschikking gestelde en de reclasseringsmedewerker kunnen, voor de aanvang van het onderzoek, ter griffie kennis nemen van de stukken. Het bepaalde bij en krachtens
artikel 32 is van toepassing.
3.
De voorzitter kan indien hij ernstig gevaar voor de geestelijke gezondheid van de ter beschikking gestelde vreest, bepalen dat het inzien van geneeskundige en psychologische rapporten de ter beschikking gestelde persoonlijk niet wordt toegestaan, maar uitsluitend aan een gemachtigde, die reclasseringsmedewerker, arts of advocaat is, dan wel van de voorzitter bijzondere toestemming heeft verkregen.
1.
Het onderzoek geschiedt met overeenkomstige toepassing van de
artikelen 269 tot en met 272,
273, eerste en derde lid,
274 tot en met 277,
278, tweede lid,
281,
284, eerste lid,
286 tot en met 297,
299 tot en met 301,
309 tot en met 311,
315,
318 tot en met 322,
324,
326,
328 tot en met 331,
345, eerste en derde lid, en
346.
2.
Het openbaar ministerie en de ter beschikking gestelde zijn bevoegd, hangende het onderzoek, wijziging te brengen in de vordering of de conclusie, onderscheidenlijk het verzoek.
3.
Indien de vordering van het openbaar ministerie betrekking heeft op de toepassing van
artikel 38c,
38k of
38la, van het Wetboek van Strafrecht en deze is ingediend binnen vier maanden voor het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, kan het openbaar ministerie tevens een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling indienen. De derde afdeling van deze Titel is alsdan van overeenkomstige toepassing.
1.
Indien bevel wordt gegeven dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege wordt verpleegd, de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt opgeheven met last tot hervatting van de verpleging, dan wel de verpleging van overheidswege op grond van
artikel 38la, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt hervat, geeft de beslissing de bijzondere redenen aan die hiertoe hebben geleid.
3.
De beslissing wordt onverwijld betekend aan de ter beschikking gestelde en aan de instelling schriftelijk medegedeeld.
4.
Indien de beslissing een wijziging van de bijzondere voorwaarden bedoeld in de
artikelen 38 of
38g bevat, wordt de beslissing aan de ter beschikking gestelde in persoon betekend.