1.
De schipper geeft onverwijld en op de snelst mogelijke wijze kennis aan de officier van justitie van elk misdrijf, aan boord begaan, waardoor de veiligheid van het vaartuig of van de opvarenden in gevaar is gebracht of waardoor iemands dood of zwaar lichamelijk letsel is veroorzaakt.
2.
Voor de toepassing van het vorige lid wordt onder vaartuig begrepen een overeenkomstig
artikel 136a, tweede lid, aangewezen installatie en wordt onder een misdrijf, aan boord begaan, begrepen een misdrijf, begaan op zulk een installatie.
1.
De schipper van een Nederlands schip zorgt dat aan boord een register van strafbare feiten aanwezig is, dat blad voor blad is genummerd.
2.
Hij zorgt dat in het register onverwijld wordt vermeld:
3°.
elk strafbaar feit, aan boord van zijn schip of door een opvarende begaan, waarvan door een opvarende vermelding in het register wordt verlangd of waarvan hij zelf de vermelding wenselijk acht.
3.
Bij toepassing van het vorige lid worden vermeld: de plaats waar en het tijdstip waarop het feit is begaan, de personalia en nationaliteit van de verdachte en van de getuigen, alsmede de maatregelen ingevolge de bepalingen van deze Titel genomen door de schipper of op zijn aanwijzing door de scheepsofficier.
4.
De vermeldingen worden gedagtekend en door de schipper ondertekend.
5.
De schipper geeft het register op eerste vordering van een opsporingsambtenaar aan deze ter inzage.
1.
De schipper van enig vaartuig geeft aan de ambtenaar, die krachtens enige wetsbepaling toegang heeft tot zijn vaartuig, op diens eerste vordering gelegenheid zich aan of van boord te begeven.
2.
De ambtenaar is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening niet onderworpen aan het gezag van de schipper van een vaartuig over de opvarenden.