1.
Een in de uitvaardigende lidstaat genomen toezichtbeslissing kan worden erkend en ten uitvoer gelegd in Nederland indien de betrokkene zijn vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en, na van de toezichtmaatregelen op de hoogte te zijn gesteld, ermee heeft ingestemd naar Nederland terug te keren.
2.
Het openbaar ministerie kan, in andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid, instemmen met de toezending van een in een lidstaat van de Europese Unie genomen toezichtbeslissing met het oog op de erkenning en tenuitvoerlegging daarvan in Nederland, indien de betrokkene om de toezending heeft verzocht en er sprake is van een aantoonbare en voldoende binding met Nederland.
1.
De toezichtbeslissing wordt vergezeld van een ingevuld certificaat aan het openbaar ministerie gezonden. Het certificaat is opgesteld overeenkomstig het in bijlage I van het kaderbesluit opgenomen model.
2.
De toezending kan plaatsvinden per gewone post, telefax of elektronische post, mits de echtheid van de toegezonden documenten door het openbaar ministerie kan worden vastgesteld.
3.
Indien het certificaat en de toezichtbeslissing niet aan het openbaar ministerie zijn gezonden, worden ze door de geadresseerde onverwijld aan het openbaar ministerie doorgezonden. De geadresseerde stelt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat hiervan onverwijld schriftelijk in kennis. Het openbaar ministerie bevestigt de ontvangst van de aan hem doorgezonden documenten aan de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat.
1.
Het openbaar ministerie neemt het certificaat en de toezichtbeslissing in behandeling.
2.
Het openbaar ministerie kan de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende lidstaat verzoeken het origineel van het certificaat over te leggen of een gewaarmerkt afschrift van de toezichtbeslissing.
3.
Indien het certificaat niet is gesteld in de Nederlandse taal of, indien Nederland zulks heeft medegedeeld in een bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie neergelegde verklaring, in een van de in die verklaring genoemde talen, verzoekt het openbaar ministerie de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende lidstaat het certificaat alsnog te vertalen.
4.
Indien het certificaat ontbreekt, onvolledig is of kennelijk niet in overeenstemming is met de toezichtbeslissing, verzoekt het openbaar ministerie de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende lidstaat het certificaat alsnog te overleggen, aan te vullen of te verbeteren.
1.
Het openbaar ministerie beslist binnen een termijn van achtentwintig dagen na ontvangst van het certificaat over de erkenning van de toezichtbeslissing. Het openbaar ministerie stelt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat onverwijld schriftelijk en met redenen omkleed in kennis van zijn beslissing.
2.
De beslissing van het openbaar ministerie kan slechts worden uitgesteld:
c.
indien het vanwege uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de termijn, bedoeld in het eerste lid, te halen.
3.
Het openbaar ministerie stelt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat onverwijld in kennis van de uitzonderlijke omstandigheden, bedoeld in het tweede lid, onder c, en van de tijd die benodigd is om een beslissing te nemen.
1.
Indien de aard van de aan de betrokkene opgelegde toezichtmaatregel onverenigbaar is met het Nederlandse recht, past het openbaar ministerie deze zodanig aan, dat tenuitvoerlegging naar Nederlands recht mogelijk is op een wijze die zoveel mogelijk overeenstemt met de in de uitvaardigende lidstaat opgelegde toezichtmaatregel.
2.
De aanpassing, bedoeld in het eerste lid, houdt in geen geval een verzwaring van de in de uitvaardigende lidstaat opgelegde toezichtmaatregel in.
1.
Het openbaar ministerie weigert de erkenning van de toezichtbeslissing, indien:
a.
het certificaat niet is overgelegd, onvolledig is of kennelijk niet in overeenstemming is met de toezichtbeslissing en niet binnen redelijke termijn aan het verzoek, bedoeld in
artikel 5:3:7, vierde lid, is voldaan;
d.
behoudens het bepaalde in het derde lid, het feit waarop de toezichtbeslissing betrekking heeft, indien het in Nederland was begaan, naar Nederlands recht niet strafbaar zou zijn;
e.
over het feit waarop de toezichtbeslissing betrekking heeft naar Nederlands recht rechtsmacht kon worden uitgeoefend en het recht tot strafvordering naar Nederlands recht zou zijn verjaard;
f.
de tenuitvoerlegging van de toezichtbeslissing onverenigbaar is met een naar Nederlands recht geldende immuniteit;
g.
de betrokkene ten tijde van het begaan van het feit de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
h.
het aannemelijk is dat de overlevering van de betrokkene zal worden geweigerd op grond van de Overleveringswet, in het geval dat hij een toezichtmaatregel niet naleeft.
2.
Het openbaar ministerie weigert de erkenning van de toezichtbeslissing niet op grond van het eerste lid, onderdelen a, b en c, dan nadat de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid is gesteld hieromtrent inlichtingen te verschaffen.
3.
Het openbaar ministerie weigert de erkenning van de toezichtbeslissing niet op grond van het eerste lid, onderdeel d, indien het feit waarop de toezichtbeslissing betrekking heeft, is vermeld op of valt onder de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde lijst met feiten en soorten van feiten.
4.
Het openbaar ministerie kan afzien van de weigering van de erkenning van de toezichtbeslissing op grond van het eerste lid, onderdeel h, indien de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat in kennis is gesteld van de mogelijke weigering van de overlevering en zij het certificaat niet intrekt.
1.
Nadat de toezichtbeslissing is erkend en de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende lidstaat niet binnen tien dagen na de kennisgeving, bedoeld in
artikel 5:3:8, eerste lid, het certificaat heeft ingetrokken, draagt het openbaar ministerie er zorg voor dat de toezichtbeslissing zo spoedig mogelijk, overeenkomstig het Nederlandse recht en met inachtneming van de erkenningsbeslissing, ten uitvoer wordt gelegd.
2.
Het openbaar ministerie geeft aan een krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de aan de betrokkene opgelegde toezichtmaatregelen en hem ten behoeve daarvan te begeleiden. De betrokkene is verplicht zijn medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
4.
Indien een toezichtmaatregel niet wordt nageleefd, doet de reclasseringsinstelling daarvan onverwijld melding aan het openbaar ministerie.
1.
Het openbaar ministerie stelt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat onverwijld in een vorm die toelaat dat het schriftelijk wordt vastgelegd, in kennis van:
a.
iedere wijziging van de woon- of verblijfplaats van de betrokkene;
b.
het feit dat het onmogelijk is om toezicht te houden op de naleving van de toezichtmaatregelen, omdat de betrokkene niet in Nederland kan worden gevonden.
2.
Het openbaar ministerie stelt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat onverwijld door middel van het formulier dat is opgesteld overeenkomstig het in bijlage II van het kaderbesluit opgenomen model, in kennis van:
a.
zijn oordeel dat de betrokkene een toezichtmaatregel niet naleeft;
b.
alle overige feiten en omstandigheden die tot gevolg zouden kunnen hebben dat in de uitvaardigende lidstaat een beslissing wordt genomen omtrent het voortduren, wijzigen of beëindigen van de toezichtmaatregelen.
Artikel 5:3:13
Het openbaar ministerie kan te allen tijde de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat verzoeken om informatie te verschaffen over de noodzaak van het voortduren van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen.
1.
Indien de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat het openbaar ministerie in kennis stelt van een wijziging van de toezichtmaatregelen, erkent het openbaar ministerie deze wijziging, voor zover de gewijzigde toezichtmaatregel op grond van
artikel 5:3:3 in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd, zo nodig onder toepassing van
artikel 5:3:9.
2.
Het openbaar ministerie erkent de wijziging van de toezichtmaatregelen niet dan nadat een afschrift van de wijzigingsbeslissing waarvan de echtheid kan worden vastgesteld, is ontvangen.
3.
Het openbaar ministerie draagt er zorg voor dat de gewijzigde toezichtmaatregel zo spoedig mogelijk ten uitvoer wordt gelegd.
1.
Het openbaar ministerie beëindigt het toezicht op de naleving van de aan de betrokkene opgelegde toezichtmaatregelen:
a.
indien meermalen een kennisgeving als bedoeld in
artikel 5:3:12, tweede lid, aan de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat is verzonden en naar aanleiding daarvan binnen redelijke termijn geen beslissing is genomen omtrent de toezichtmaatregelen;
b.
zodra een kennisgeving van de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende lidstaat is ontvangen dat de toezichtmaatregelen zijn beëindigd;
c.
indien de betrokkene niet langer zijn vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft;
d.
indien de betrokkene niet in Nederland kan worden gevonden.
2.
Het openbaar ministerie stelt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat onverwijld in een vorm die toelaat dat het schriftelijk wordt vastgelegd, in kennis van de beëindiging van het toezicht. Het openbaar ministerie stelt eveneens de reclasseringsinstelling, belast met het toezicht, en zo mogelijk de betrokkene in kennis van de beëindiging van het toezicht.